6 Witbalans selecteren
Bij de instelling <Z> zal doorgaans automatisch de optimale witbalans
worden ingesteld. Als u met de instelling <Z> geen natuurlijke
kleuren krijgt, kunt u de witbalans handmatig instellen op de
lichtomstandigheden van dat moment. Bij de Basisgebruik-modi wordt
automatisch de instelling <Z> gebruikt.
Autom.
Aangepast
(p.52)
Witbalans
De drie primaire kleuren, R (rood), G (groen) en B (blauw), komen in
verschillende proporties voor in een lichtbron, afhankelijk van de
kleurtemperatuur. Wanneer de kleurtemperatuur hoog is, is er meer blauw.
En wanneer de kleurtemperatuur laag is, is er meer rood.
Het menselijk oog ziet elk wit object altijd als wit, ongeacht het soort licht.
Met de witbalansinstelling van een digitale camera kunt u de
kleurtemperatuur compenseren om de kleuren in de opname natuurlijker te
laten lijken. De witte kleur van het onderwerp wordt gecorrigeerd en vormt
de basis voor de aanpassing van de andere kleuren. Bij de functie <
van de camera wordt de beeldsensor gebruikt om de witbalans automatisch
in te stellen.
1
Druk op de knop <6> (∂).
2
Selecteer de witbalansinstelling.
•
Kijk op het LCD-paneel en draai
tegelijkertijd aan het instelwiel <l>
om de gewenste witbalansinstelling te
selecteren.
•
Druk de ontspanknop half in om terug
te gaan naar het opnemen.
Daglicht
Flits
Bewolkt, schemer,
Schaduw
zonsondergang
TL
∫
(
)
Gloeilamp
Z
>
51