F.12
P
RINTEROPTIES INSTALLEREN
9
Steek het ene uiteinde van de Ethernet-kabel in de
Ethernet-netwerkpoort van de printer en het andere
uiteinde in een netwerkaansluiting.
10
Sluit de netwerkkabel aan, sluit het netsnoer opnieuw aan
en zet de printer aan.
O
: Voor informatie over de configuratie en het gebruik
PMERKING
van de printer in een netwerkomgeving verwijzen we naar de
handleiding die werd geleverd met de netwerkkaart. U kunt de
netwerkparameters ook configureren via het bedieningspaneel.
Zie pagina E.6.
Naar de
netwerkaansluiting