BIJLAGE 1: INSTALLATIES OP WATERPLATFORMEN
Dit gedeelte geldt alleen voor de volgende producten (andere moduletypes zijn nog niet goedgekeurd voor installaties op waterplatformen):
•
REC Peak Energy 72-serie
•
REC TwinPeak 72-serie en REC TwinPeak 72 XV-serie
•
REC TwinPeak 2S 72-serie en REC TwinPeak 2S 72 XV-serie
De hierboven vermelde REC-zonnepanelen kunnen worden geïnstalleerd op montagesystemen voor waterplatformen (in de certificeringstests voor
zonnepanelen wordt dit soort systemen niet getest). Bij de installatie van REC-zonnepanelen van een van de hierboven genoemde series op vaste (bijvoorbeeld
verankerde) waterplatformen, zoals drijvende pontons, moeten onderstaande specifieke instructies voor dergelijke toepassingen worden gevolgd. Zo niet,
dan zal de garantie vervallen.
Voor alle installaties op waterplatformen moet vooraf het advies van REC worden ingewonnen in geval van instructies of beperkingen die specifiek
verband houden met de installatieplaats.
instaLLatieOMgeving
i)
installatieplaats
•
REC-zonnepanelen mogen alleen worden geïnstalleerd op gesloten zoetwaterlichamen waarbij het zoutgehalte van het water niet hoger is dan
25 mS/cm bij 25°C (15 PSU). Dit sluit in het bijzonder montage in zee- en oceaantoepassingen uit.
•
De maximaal toegestane golfhoogte is 1 m vanaf de top tot het dal van de golf.
ii)
drijvende platformen
•
Bij gebruik van een drijvend platform moeten altijd de installatie-, onderhouds-, inspectie- en reinigingsinstructies van de fabrikant worden gevolgd.
iii) Minimale installatiehoogte
•
De minimale installatiehoogte van REC-zonnepanelen op drijvende platformen is 15 cm en wordt gedefinieerd als de hoogte tussen het wateroppervlak
en de onderste rand/het onderste deel van het paneel tijdens normaal bedrijf. Dit zorgt ervoor dat het paneel is beschermd tegen direct spatwater.
instaLLatie-instRUCties
i)
systeeminstallatie
•
Alle kabels die voor de installatie worden gebruikt moeten lang genoeg zijn en voldoende speling hebben om schade door veranderingen van het
waterpeil en de golfbewegingen te voorkomen.
Een negatieve aarding is vereist voor REC-zonnepanelen die op een drijvend platform worden geïnstalleerd.
ii)
Montage van de panelen
•
Bij de installatie van REC-zonnepanelen moeten de hiervoor vermelde standaardmontage-instructies worden gevolgd.
•
De aansluitkast moet zo ver mogelijk van het wateroppervlak weg worden gericht volgens het systeemontwerp, en de aansluitkast, kabels en
connectoren moeten tegen direct spatwater worden beschermd.
•
In de installatie moet voldoende ruimte zijn tussen de afzonderlijke panelen om elk contact door de natuurlijke beweging en buiging van de drijvende
constructie te voorkomen.
iii) bescherming van de panelen
•
In gebieden met druk luchtverkeer mogen vogelafweersystemen worden geïnstalleerd, zolang deze geen ongunstig effect hebben op de systeemprestaties,
bijvoorbeeld schaduw, op de lokale omgeving enz.
•
Bij gebruik van bliksembeveiligingssystemen op de drijvende installatie moeten alle geldende lokale voorschriften worden nageleefd.
OndeRHOUd
•
Controleer de installatie regelmatig om na te gaan of alle panelen stevig zijn bevestigd.
Bij installaties in gebieden met druk luchtverkeer moet het systeem mogelijk vaker worden gereinigd om schaduw op de panelen als gevolg van
vogeluitwerpselen te voorkomen.
veiLigHeid
•
Koppel het systeem onmiddellijk af als de installatie of het drijvend platform van de normale bedrijfsomstandigheden afwijkt.
•
Bij onderdompeling van het drijvend platform moet de gelijkstroomaansluiting op de omvormer onmiddellijk worden losgekoppeld. Probeer geen
panelen in veiligheid te brengen terwijl er zonlicht op valt.
Installatiehandleiding REC - Producten met 72 cellen - IEC 61215 /61730
Rev A - 06.17
17
Ref: NE-06-21