Hoofdstuk 3
Parameters
Hoofdvenster
10
11
12
13
1 Printer
De printer die is geselecteerd in het
hulpprogramma voor het opgeven van
printerinstellingen.
2 Opdrachtmodus
De opdrachtmodus voor de printer instellen.
Mogelijke instellingen: [Raster], [ESC/P],
[P-touch template].
3 Afdrukdichtheid
Aanpassen van de afdrukdichtheid op een
schaal van -5 tot +5.
4 Afdrukprioriteit
Instelling voor de afdrukkwaliteit van de printer.
Mogelijke instellingen: [Snelheid], [Kwaliteit].
34
1
2
3
4
5
6
7
8
9
19
14
15
16
17
18
20
21
Opmerking
U kunt deze instelling ook opgeven in het
printerstuurprogramma, maar de instelling wordt
dan gewist als de printer wordt uitgeschakeld.
Als u de instelling aanpast met het
RJ-hulpprogramma blijft de instelling behouden
wanneer u de printer uitschakelt; als u dus van
plan bent om af te drukken zonder gebruik te
maken van het printerstuurprogramma, kunt u
de instelling opgeven in het RJ-hulpprogramma.
5 JPEG afdrukken
Instelling voor de beeldverwerking bij het
afdrukken van JPEG-afbeeldingen via
Bluetooth of met de functie voor massaopslag.
Mogelijke instellingen: [Binair], [Foutdiffusie].
6 Afdrukgegevens na te zijn afgedrukt
Instelling voor het al dan niet wissen van de
afdrukgegevens nadat het afdrukken is
voltooid.
Mogelijke instellingen: [Wissen], [Niet wissen].
3
3