Handmatig de belichting instellen
Meer opnameopties
Stel de belichting bij als een onderwerp onderbelicht is (bijvoorbeeld wanneer
onderwerpen met achtergrondverlichting in het beeld te donker overkomen) of overbelicht
is (bijvoorbeeld wanneer fel verlichte onderwerpen worden opgenomen en deze in het
beeld te helder of te licht overkomen).
* Alleen
. Raadpleeg Bedieningsstanden (
Programmakeuzeschakelaar:
[
FIREWORKS]).
EXP
1. Druk op
(
• Op het scherm verschijnen de indicator
van de belichting en de neutrale waarde "±0".
• Als u tijdens belichtingsvergrendeling de zoom bedient, kan de
helderheid van het beeld veranderen.
2. Stel, indien nodig, met (
• Het instelbereik hangt af van de helderheid van het beeld zoals die was op het
moment dat u de belichting vergrendelde.
• Door nogmaals op
geannuleerd en keert de camcorder terug naar de vorige instelling.
De lichtmetingsmethode wijzigen
U kunt verschillende lichtmetingsmethodes selecteren.
* Alleen
. Raadpleeg Bedieningsstanden (
Programmakeuzeschakelaar:
(
35)
Opties
[
EVALUATIVE]
[
CENT.WEIGHT.
AVERAGE]
[
SPOT]
Pictogram
FUNC.
lichtmetingsmethode
Gewenste optie
FUNC.
(behalve bij gebruik van het opnameprogramma
).
) de helderheid van het beeld bij.
(
) te drukken, wordt de belichtingsvergrendeling
EXP
EVALUATIVE
Geschikt voor algemene opnameomstandigheden, inclusief
scènes met achtergrondverlichting. De camcorder verdeelt het
beeld voor lichtmeting in verscheidene zones en evalueert
complexe verlichtingsomstandigheden voor de optimale belichting
van het onderwerp.
Er wordt een gemiddelde genomen van het licht dat in het gehele
scherm wordt gemeten. Hierbij wordt meer gewicht gegeven aan
het onderwerp in het midden.
Hierbij wordt het gebied binnen het Spot AE Point kader gemeten.
Gebruik deze instelling om de belichting af te stemmen op het
onderwerp in het midden van het scherm.
9) als u de bedieningsstand wilt wijzigen
voor instelling
9) als u de bedieningsstand wilt wijzigen
Ne
.
.
41