WERKING
3. Zet het apparaat aan.
Als de generator overbelast is (zie pagina 46), of als er een kortsluiting is in een
aangesloten apparaat, gaat het waarschuwingslampje overbelasting (rood) AAN.
Het controlelampje overbelasting (rood) blijft branden en na ongeveer 10 seconden
bij overbelasting of na ongeveer 5 seconden bij kortsluiting, wordt de spanning naar
een of meer aangesloten apparaten verbroken en gaat het controlelampje afgifte
vermogen (groen) UIT. Schakel de motor uit en onderzoek het probleem.
Controleer of het probleem veroorzaakt wordt door kortsluiting in een
aangesloten apparaat of door overbelasting. Verhelp het probleem en start de
generator opnieuw.
Wisselstroomtoepassingen
Alvorens een apparaat of voedingskabel op de generator wordt aangesloten:
• Zorg ervoor dat alles goed functioneert. Defecte apparaten of voedingskabels
kunnen een elektrische schok veroorzaken.
• Als een aangesloten apparaat abnormaal gaat functioneren, traag wordt of
plotseling stopt, zet het apparaat dan onmiddellijk uit. Koppel het apparaat
los en onderzoek of het probleem in het apparaat zit of dat de nominale
capaciteit van de generator is overschreden.
De meeste elektromotoren vergen voor het opstarten meer vermogen dan het
opgegeven nominale vermogen. Zorg ervoor dat het aangegeven vermogen
van het werktuig niet hoger is dan dat van de generator.
Het maximale vermogen is:
3,2 kVA
Overschrijd het nominale vermogen niet als de generator continu werkt.
Het nominale vermogen is:
2,6 kVA
Houd in beide gevallen altijd rekening met het totale benodigde vermogen (VA)
van alle verbruikers. Fabrikanten van werktuigen plaatsen meestal een overzicht
van het nominale vermogen naast het model- of serienummer.
LET OP
Overbelasting waarbij het controlelampje overbelasting (rood) constant brandt,
kan de generator beschadigen. Een geringe overbelasting waarbij het
controlelampje overbelasting (rood) af en toe kort brandt, kan de levensduur van de
generator verkorten.
46