Afb. 19
MAAIKASTWIELEN (AFB. 20)
De wielen van de maaikast moeten altijd naar
beneden staan. Zie afb. 20.
Afb. 20
BELANGRIJK
Controleer voor u begint te maaien of de
grasopvangbak op zijn plaats zit.
RIJDEN EN MAAIEN
Voer de volgende stappen uit:
1. Start de motor en rijd met de tractor tot op het
grasveld.
2. Schakel daarna de koppeling van de maaier in
met de tuimelschakelaar (afb. 16).
3. Zet de MAN/AUTO-knop in de onderste AUTO-
stand (afb. 11, d).
4. Druk langzaam het vooruitrijpedaal in om de
gewenste snelheid te bereiken.
BELANGRIJK
Houd bij het inschakelen van de messen de
gashendel in de middelste stand, om voortijdige
slijtage van de riem en de koppeling en
mogelijke schade te voorkomen.
10
– Nederlands
BEDIENING
VERSNELLINGEN
De laagste versnelling wordt gebruikt om hellingen
of hoog, nat gras te maaien.
Hoe lager het gras, hoe hoger de snelheid moet
zijn.
Als de tractor wordt gebruikt voor transport (dus
niet voor maaien) druk dan de vooruitrijpedaal
helemaal in om snelheid te krijgen.
ALTIJD: in geval van obstakels onmiddellijk de
messen uitschakelen en de maaikast in de
hoogste stand zetten.
Zodra de messen een vast voorwerp raken,
breken de schaarbouten. Stop onmiddellijk de
motor! Controleer de messen! Vervang de
gebroken schaarbouten enkel door originele
bouten van de fabriek. Ga na of alle
mesbevestigingsbouten goed vast zitten.
TIPS VOOR HET MAAIEN
1. Wij raden u aan het grasveld in lengte- en in
dwarsrichting te maaien, en telkens de vorige
strook te overlappen, om hefwerking van de
messen in de maaibaan mogelijk te maken.
2. De voorwaartse snelheid van de maaitractor
moet worden geregeld in verhouding tot het
soort en de hoeveelheid te maaien gras.
Hoe meer gras moet worden gemaaid, des te
trager moet de voorwaartse snelheid zijn.
BELANGRIJK
BELANGRIJK