14
B-CONTROL FADER BCF2000/ROTARY BCR2000 Gebruiksaanwijzing
4.3 Programmering
4.3.1 De LEARN-functie
De eenvoudigste manier om MIDI-functies aan individuele bedieningselementen
toe te wijzen, is de LEARN-functie. Daarbij gebeurt de toewijzing zo te zeggen
"van buitenaf". De MIDI-data die u bijvoorbeeld van een MIDI-sequencer naar de
B-CONTROL stuurt, worden aan een vooraf gekozen bedieningselement toegewezen.
Met LEARN kunnen niet alleen CC-, NRPN- en noten commando's worden
ontvangen, maar alle soorten MIDI-data, incl. de korte SysEx-strings.
•
Houd de LEARN-toets ingedrukt en bedien het gewenste bedieningselement.
Dit kan een fader (alleen BCF2000), encoder (alleen BCR2000),
PUSH-encoder, toets, voet schakelaar of Wah-pedaal (alleen BCF2000) zijn.
Het bedienings element wordt in het display weergegeven (bijv. E 24 of Fd 8)
◊
Bij push-encoders moet eerst de gewenste encoder groep worden
geselecteerd. Bovendien moet bij push-encoders onderscheid worden
gemaakt tussen de draai- en de indrukfunctie.
•
Nu kunt u de LEARN-toets loslaten. De B-CONTROL wacht op de ontvangst
van een MIDI-commando
•
Start het MIDI-commando vanuit uw sequencer. Zodra de data
door de BCF2000 / BCR2000 worden ontvangen, wordt dit in het
display weergegeven
•
Na de datatransmissie verschijntin het display "GOOd" (bij correcte
datatransmissie) of "bAd" (Error), wanneer verkeerde, foute of te lange data
werden verzonden
•
Om LEARN te verlaten of af te breken, drukt u op de EXIT-toets
4.3.2 Programmering in de EDIT-modus
In de Edit-modus kunt u de verschillende soorten MIDI-opdrachten
(Pitchbend, After Touch, MMC enzovoort) aan de afzonderlijke
bedieningselementen toewijzen.
Om de EDIT-modus te activeren houdt u de EDIT-toets ingedrukt
•
en u bedient het gewenste bedieningselement. Dit kan een fader
(alleen BCF2000), een encoder (alleen BCR2000), een push-encoder,
een toets, een voetschakelaar of een Wah-pedaal (alleen BCF2000) zijn.
Het bedieningselement wordt in het display weergegeven (bijv. E 24 of Fd 8)
◊
Let bij de Push-Encoders op de correcte keuze van de Encoder Group en
het onderscheid tussen de draai- en drukfunctie van de encoder.
•
U bevindt zich in de EDIT-modus en kunt de EDIT-toets loslaten
•
Stel met behulp van de push-encoder de toewijzing van de MIDI-opdrachten
voor het geselecteerde besturings element in. In de tabellen 4.1 en 4.2 en de
bijbehorende verklarende tekst vindt u welke MIDI-functies mogelijk zijn
•
Mocht u verdere bedieningselementen aan MIDI-data toewijzen,
dan houdt u weer de EDIT-toets ingedrukt en u beweegt kort het gewenste
bedieningselement. Nu kunt u beide weer loslaten en met de push-encoders
(druk-draairegelaars) de toewijzing naar eigen voorkeur uitvoeren
(zie de onderstaande tabellen 4.1 en 4.2)
•
Om de EDIT-modus te verlaten, drukt u op de EXIT-toets
◊
Alle hier verrichte instellingen worden in eerste instantie slechts
tijdelijk opgeslagen! Moeten zij vast worden opgeslagen, dan moet u
ze in een preset opslaan (hoofdstuk 4.2.2 "Preset opslaan / Kopiëren").
De gedetailleerde EDIT-functies worden in de volgende twee tabellen
beschreven. Er zijn twee soorten toewijsbare besturingselementen:
CONTINUOUS en SWITCH.
•
Tot de CONTINUOUS-elementen (tabel 4.1) horen de acht faders en het
voetpedaal Fußschweller van de BCF2000, de 24 encoders van de BCR2000
en de draaifunctie van de push-encoder
•
Tot de SWITCH-elementen (tabel 4.2) horen de knoppen, de drukfuncties van
de push-encoder en de voetschakelaars