Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Instellingen In De Global-Setup - Behringer B-CONTROL FADER BCF2000 Gebruiksaanwijzing

Verberg thumbnails Zie ook voor B-CONTROL FADER BCF2000:
Inhoudsopgave

Advertenties

18
B-CONTROL FADER BCF2000/ROTARY BCR2000 Gebruiksaanwijzing
NRPN:
Een NRPN is nodig, wanneer voor de gewenste functie geen van de
gestandaardiseerde 127 controllernummers ter beschikking staat.
Met encoder 3 wordt het parameternummer geselecteerd. Voor de
toewijzing van mixerfaders raden wij de hoge resolutie Absolute (14-Bit) aan,
voor zover deze door de aan te sturen hard- / software wordt ondersteund.
Noot:
Het nootnummer kan logischerwijze alleen aan een SWITCH-element worden
toegewezen. Het nootnummer wordt ingevoerd met encoder 3. De noot C3
(C-sleutel) komt daarbij overeen met nootnummer 60. Met encoder 4 kan het
volume van de noot (Velocity) worden ingesteld.
Pitch Bend:
Pitch Bend is alleen toewijsbaar aan een Continuous-element. Omdat het daarbij
gaat om een commandotype met een eigen status-byte, is de keuze van een
MIDI-kanaal (encoder 2) en de range (encoder 4) toereikend.
After Touch:
In de regel zal men hier "ALL" selecteren. Dat betekent dat de After Touch
alle gespeelde noten evenveel beïnvloedt ("Channel Pressure"). Wilt u de
minder vaak gebruikte polyfone After Touch ("Key Pressure") gebruiken, dan
kan de individuele noot, waarop de After Touch exclusief moet inwerken,
met encoder 3 worden geselecteerd. Omdat dit echter door maar heel weinig
klankgeneratoren wordt ondersteund, is de Channel After Touch in veel
gevallen toereikend. Bij geselecteerd Switch-element kan ook een On- en
Off-waarde (Loslaat-dynamiek) worden ingesteld. Op die manier kan ook het
modulatiebereik (effectdiepte) met de After Touch worden ingeperkt.
MMC:
De MIDI Machine Control-data kunnen alleen aan toetsen worden toegewezen.
Met encoder 4 (waarde 1) worden de uren en minuten van de Locate-Time
ingesteld, met encoder 5 (waarde 2) de seconden en frames. De Locate-Position
wordt in principe vóór het MMC-commando verzonden. Dat heeft de volgende
schakelvolgorde tot gevolg:
Heeft men "Locate" als parameter geselecteerd, dan verspringt de
sequencer / harddisc-recorder steeds naar de ingestelde plek. Heeft men als
parameter bijv. Play (voor een toets) geselecteerd, dan start de sequencer steeds
direct vanaf het ingestelde Locator-punt, zodra men de toets indrukt. Bij Rewind
begint het snelle terugspoelen steeds vanaf het geselecteerde Locator-punt.
GS / XG:
Met encoder 3 worden de belangrijkste "Main Control"-parameters rechtstreeks
geselecteerd. In het display worden zij als (beknopte) klare tekst weergegeven
(Tab. 4.2). Daarbij gaat het om CC's of NRPN's (geen SysEx-data).
GS / XG-Parameter
Type
Filter Cutoff
NRPN
Filter Resonance
NRPN
Vibrato Rate
NRPN
Vibrato Depth
NRPN
Vibrato Delay
NRPN
EG Attack
NRPN
EG Decay
NRPN
EG Release
NRPN
Modulation
CC 1
Portamento Time
CC 5
Volume
CC 7
Pan
CC 10
Reverb Send
CC 91
Chorus Send
CC 93
Delay / Variation Send
CC 94
Tab. 4.3: GS / XG-Parameter Main Controls
Met Encoder 4 en 5 kunt u de waardenbereiken verkleinen,
respectievelijk inverteren.

4.5 Instellingen in de global-setup

In de Global-setup worden alle instellingen verricht, die de presets
overkoepelend op het hele apparaat van toepassing zijn.
Houd de EDIT-toets ingedrukt en druk bovendien op de STORE-toets
U bevindt zich nu in de Global-setup en kunt beide toetsen loslaten
Nu kunt u door te draaien aan de push-encoders 1 t/m 8 die gewenste
instellingen verrichten. De toewijzing van de push-encoders ziet er als
volgt uit
Encoder
Function
1
Operating Mode
2
Global RX Channel
3
Footswitch
4
Start-Preset
5
Device ID
6
SysEx Dump
7
8
MIDI Data Interval
Tab. 4.4: Toewijzing van de Push-Encoders in de Global-setup
Om de Global-setup te verlaten, drukt u op de EXIT-toets
De instellingen in de Global-setup worden direct opgenomen en
hoeven niet apart in het geheugen te worden opgeslagen.
Operating Mode:
De bedrijfsmodi worden beschreven in hoofdstuk 4.1. Selecteerbaar zijn de
USB-modi U-1 t/m U-4 en de Stand-Alone modi S-1 t/m S-4.
Global RX Channel:
De B-CONTROL ontvangt via dit kanaal change-commando's.
Footswitch-Typ:
Omdat er voetschakelaars met verschillende schakeleigen schappen zijn,
kan de polariteit van de voetschakelaaraansluiting worden ingesteld
(Normal / Inverted) of automatisch worden herkend bij inschakeling van de
B-CONTROL (Auto Recognition).
Display
CUTF
RESO
RATE
DEPT
DLY
ATC
DCY
RELS
MODU
PORT
VOL
PAN
REVB
CRS
VARS
Select
U-1 ... U-4, S-1 ... S-4
Off, 1 ... 16
Auto / Normal / Inverted
1 ... 32, Last
1 ... 16
Single/All
(ms)

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

B-control rotary bcr2000

Inhoudsopgave