12.
Flipfunctie
De quadrocopter is in staat om, indien nodig, ook flips te vliegen. De eerste flips moeten bij windstilte buiten gebeuren.
Laat de quadrocopter daarvoor tot ca. 3 - 4 m veiligheidshoogte opstijgen en vervolgens ter plaatse zweven.
Om de zender naar de flipmodus te schakelen, drukt u van
bovenaf op de stuurknuppel voor de nick- en rollfunctie
(zie ook afbeelding 1, pos. 4).
Als teken dat de zender naar de flipmodus heeft gescha-
keld, geeft hij voortdurend korte geluissignalen weer.
Beweeg nu de stuurknuppel voor de nick- en roll-functie
snel tot aan de aanslag in de richting waarin de quadro-
copter moet flippen en breng de stuurknuppel onmiddellijk
in de middelste stand terug.
De quadrocopter zal de overslag in de gewenste richting
uitvoeren en de zender beëindigt daarna de flipmodus.
Om een bijkomende overslag te kunnen vliegen, moet de
Afbeelding 15
stuurknuppel voor de nick- en rollfunctie opnieuw worden
ingedrukt.
Wanneer de LED's aan de quadrocopter knipperen, omdat de vliegaccu zijn spanningsbenedengrens heeft
onderschreden, is de flipfunctie gedeactiveerd.
24