Installatie- en gebruikershandleiding
Stap 4:
De linkerkant van de webconsole bevat een boomstructuur voor alle instellingen. De volgende
instellingen moeten worden ingesteld voor een correcte werking:
Basisinstellingen >> Seriële poortinstellingen:
•
•
•
•
•
•
•
Druk op Verzenden om de instellingen op te slaan. Negeer het bericht dat verschijnt en ga naar de
Operatie Modus:
Basisinstellingen >> Bedieningswijzen:
•
•
•
•
Druk nogmaals op Verzenden en in het volgende scherm op Opslaan/Herstart. De rode LED op de
MiiNePort begint te knipperen om aan te geven dat de MiiNePort opnieuw opstart (dit duurt ongeveer
2 minuten)
De instellingen in stap 5 zijn beperkt tot het absolute minimum dat nodig is voor een correcte werking,
u bent vrij om de andere instellingen in de webconsole te bekijken. Het is raadzaam om een
wachtwoord toe te voegen aan de console via onderhoud >> Wachtwoord wijzigen, voor betere
bescherming.
Stap 5:
Als alle stappen correct zijn uitgevoerd, moet u de module kunnen gebruiken, bijvoorbeeld met
UNITOOL.
Figuur 4: instellingen
... Port Alias
... Baudrate
... Data bits
... Stop bits
... Pariteit
... Flow control
... FIFO
... modus.
... Rol.
... lokale TCP-poort.
...IP adress
DDNNN004MHNL/03-2020/rev. A2
Kan leeg gelaten worden
Moet worden ingesteld op 9600
Moet worden ingesteld op 8
Moet worden ingesteld op 1
Moet worden ingesteld op Geen
Moet worden ingesteld op Geen of RTS/CTS
Moet worden ingesteld op Activeren
Moet worden ingesteld op TCP
Moet worden ingesteld op TCP-server
Standaard ingesteld op 4001; Vrij te kiezen
Standaard ingesteld op
kiezen
Ethernetmodule
192.168.127.254; Vrij te
7