Code-
Beschrijving
nummer
De druk van het lage druk
circuit is te laag (< 4,5 bar)
in verwarmingsmodus.
539
Blokkerende fout als dit zich
meer dan 4 keer voordoet
Koudemiddelcircuit werkt niet
goed (LD > 15 bar of HD < 11
554
bar of HD > 40 bar)
Niet-blokkerende fout
Koudemiddelcircuit werkt niet
goed
- in verwarmingsmodus:
(LD > 11 bar of HD < 17.5 bar
of LD > 40 bar).
554
- in koelmodus: (LD < 4,5 bar
of LD > 11 bar of HD < 17.5
bar of HD > 40 bar).
Niet-blokkerende fout
0020111743_01 - 12/10 - AWB
Mogelijke oorzaak
Er is te weinig koudemiddel.
Er is te weinig luchtdebiet.
De ontdooifunctie werkt niet.
Het antivriesverwarmingselement
van de condensaatbak is defect.
De motor van het elektronisch
expansieventiel is defect of de
verbinding is defect.
De temperatuursensoren
voor retour en aanvoer van
verwarming zijn defect.
De verwarming van de
compressorcarter is defect.
Er is te veel of te weinig
koudemiddel.
Aanwezigheid van niet-
condenseerbare gassen.
Het elektronische expansieventiel
is defect.
Er kan een slechte
warmte-uitwisseling op
de platenwisselaar zijn of
buizenwisselaar zijn.
De 4-wegs kraan is defect.
De temperatuursensoren
voor retour en aanvoer van
verwarming zijn defect.
De luchttemperatuur is te hoog in
de verwarmingsmodus.
De luchttemperatuur is te hoog in
de koelmodus.
Oplossing
Meet de werkelijke oververhitting (deze moet < 7K zijn). Meet de
elektrische stroom met een ampèretang. Als de intensiteit lager is dan
4,5 ampère, is er waarschijnlijk te weinig koudemiddel aanwezig.
Controleer of er geen lek is, herstel indien nodig. Pas de hoeveelheid
koudemiddel aan.
Controleer of de luchtingang en –uitgang niet geblokkeerd zijn.
Controleer de toestand van de bladen van de ventilator.
Controleer of de 4-wegs kraan niet geblokkeerd is (zet de warmtepomp
AAN/UIT). Zet in de ontdooiingsmodus en controleer de omgekeerde
cyclus.
Controleer de positie van de temperatuursensor van de luchtingang
van de luchtwarmtewisselaar.
Contoleer of de ontdooisensor correct is geplaatst en goed werkt.
Meet de verwarming van de condensaatbak.
Vervang de weerstand.
Controleer of het elektronische expansieventiel correct werkt, als dit
niet het geval is :
Controleer de verwarming van de motor.
Zet de motor er opnieuw op.
Vervang de motor.
Vervang het elektronische expansieventiel, controleer of er geen
lekken zijn.
Controleer de aansluitingen van de sensoren.
Controleer of de sensoren correct zijn geplaatst en goed werken.
Controleer de weerstand van de sensor.
Controleer de verwarming van de compressor.
Meet de werkelijke oververhitting (deze moet < 7K zijn). Meet de
elektrische stroom met een ampèretang. Als de intensiteit lager is dan
4,5 ampère, is er waarschijnlijk te weinig koudemiddel aanwezig.
Controleer de drukken door manometers te plaatsen.
Controleer of er geen lek is, herstel indien nodig. Pas de hoeveelheid
koudemiddel aan.
Meet de hogedruktemperatuur; als deze heel hoog is (> 90°C in frisse
omgevingsomstandigheden van 0 tpt 12°C), kan de aanwezigheid
van niet-condenseerbare gassen de oorzaak zijn. Plaat manometers
om de aanwezigheid van niet-condenseerbare gassen te controleren.
Controleer of de aangegeven temperaturen overeenkomen met
deze van de vloeistof (bij de condensor of bij de verdamper) als de
compressor lange tijd stilgestaan heeft.
Controleer of het elektronische expansieventiel correct werkt, als dit
niet het geval is :
Controleer de weerstand van de motor.
Monteer het elektronisch expansieventiel opnieuw.
Vervang de motor. Vervang het elektronische expansieventiel,
controleer of er geen lekken zijn.
Controleer de platenwisselaar op vuil.
Controleer op verstopping voor het rooster van de ventilator.
Controleer de spanning van de elektrischeklep. Schakel de
ontdooifunctie aan en controleer de omgekeerde cyclus. Als de
omgekeerde cyclus niet werkt, vervang dan de elektroklep. Als het
probleem zich blijft voordoen :
Controleer de temperatuur van de leidingen aan de in- en uitgang van
de 4-wegs kraan. De aanzuigbuizen moeten identiek zijn, maar moeten
kleiner zijn dan de retourleidingen. Als dit niet het geval is, is de lade
van de 4-wegs kraan geblokkeerd in tussenliggende positie, vervang de
4-wegs kraan. Controleer dat er geen lekken zijn, herstel ze indien nodig.
Controleer de aansluitingen van de sensoren.
Controleer of de sensoren correct zijn geplaatst en goed werken.
Controleer de weerstand van de sensor.
Controleer of de buitenvoeler en de temperatuur van de sensor voor
luchtaanvoer van de warmtepomp overeenstemmen. Controleer of de
sensor voor luchtaanvoer van de warmtepomp goed werkt.
Controleer of de buitenvoeler en de temperatuur van de sensor voor
luchtaanvoer van de warmtepomp overeenstemmen. Controleer of de
sensor voor luchtaanvoer van de warmtepomp goed werkt.
ONDERHOUD
- 21 -