Montagehandleiding ECblue
5.8.3
Automatische adressering
Een automatische adressering kan worden gestart wanneer de aansluitingen 3 ID14 en 3 ID24 voor
3 adressering4 bovendien naast de busverbinding met elkaar worden verbonden. D.1w.z. het s niet
meer nodig om iedere afzonderlijke deelnemer handmatig in het netwerk te adresseren.
Bij de eerste deelnemer die direct met een terminal, MODBUS Master of pc is verbonden, moeten 3 GND4 en 3 ID14 of 3 ID24
worden gebrugd. Daardoor wordt deze herkend en wordt hieraan het eerste adres toegewezen.
Bij de volgende deelnemers wordt telkens de aansluiting 3 ID14 of 3 ID24 van een deelnemer met de aansluiting 3 ID14 of 3 ID24 met
de volgende deelnemer verbonden.
Via deze verbinding vindt de automatische adressering van de verdere deelnemers plaats geïnitieerd door de vorige
deelnemer.
Informatie
Behalve de dataverbinding 3 A4 , 3 B4 van de 3 ID1 - ID24 en de 3 GND4 verbinding mogen er geen
verdere aders van de dataleiding worden gebruikt.
Tussen de aftakking van de busleiding en de interne MODBUS-aansluiting (steekleiding) is max.
1 mLeitungslänge toegestaan!
De aansluitingen voor de automatische adressering 3 ID14 en 3 ID24 zijn elektrisch niet direct met
elkaar verbonden. Deze mogen niet worden gebrugd, de aansluitvolgorde is willekeurig.
Wanneer er een repeater nodig is en de automatische adressering moet worden uitgevoerd, kan
uitsluitend gebruik worden gemaakt van de repeater type Z-G-1NE, aangezien alleen deze het
signaal voor de adressering kan doorgegeven.
Maximaal aantal deelnemers bij automatische adressering:
1 Met handmatig terminal type A-G-247 en bedieningsapparaat NETcon type A-G-102ANE max.
63 deelnemers.
1 Met regelmodule UNIcon MODBUS Master type CXE/AV(E) en CXG-24AV(E) max. 32
deelnemers.
1 Met regelmodule UNIcon MODBUS Master type CXG-327AN(E)-R max. 62 deelnemers voor
interface 1 en max. 62 deelnemers voor interface 2.
L-BAL-F066-NL 2024/04 Index 012
Art.-nr. 00702826-NL
27/43
Elektrische installatie