Bediening
Bediening
Bediening
Bediening
LET OP
LET
LET
Stel de luchtmotor niet bloot aan temperaturen
hoger dan 49 °C (120 °F) en stel de
ondergedompelde vloeistofpomp niet bloot aan
temperaturen hoger dan 121 °C (250 °F). Te hoge
temperaturen kunnen de pakkingen en dichtingen
van de pomp beschadigen.
Om letsel door het zwiepen van de afvoerslang
te vermijden, dient u de pomp nooit te bedienen
zonder dat er een demper is geïnstalleerd.
Bevestig de afvoerslang aan een stevig, stilstaand
voorwerp.
Drukontlastingsprocedure
Drukontlastingsprocedure
Drukontlastingsprocedure
Volg altijd de Drukontlastingsprocedure als
u dit symbool ziet.
Deze apparatuur blijft onder druk staan totdat
de druk handmatig wordt ontlast. Om ernstig
letsel door vloeistof onder druk, zoals spatten in
de ogen of op de huid te vermijden, moet u de
Drukontlastingsprocedure volgen wanneer u stopt
met doseren en voordat u de apparatuur reinigt,
nakijkt of er een servicebeurt aan pleegt.
1. Draai de luchtaanvoer naar de pomp dicht.
2. Sluit de zelfontlastende luchtklep (moet in het systeem
aanwezig zijn).
3. Open de vloeistofkogelklep en/of de doseerklep om de
vloeistofdruk te ontlasten.
4. Draai alle vloeistofaftapkleppen in het systeem open
en houd een afvalbak bij de hand om het uitkomende
materiaal op te vangen. Laat de aftapklep(pen) open
8
OP
OP
staan totdat u klaar bent om verder te gaan met
doseren.
Spoelen voor
voor het
het eerste
Spoelen
Spoelen
voor
het
De hygiënische pomp werd gemonteerd met sanitair
smeermiddel op de bewegende delen en is getest
in water. Spoel de pomp grondig met een geschikte
reinigingsoplossing of demonteer deze en ontsmet
de onderdelen voordat u de pomp gebruikt. Zie
Spoelprocedure, page 9
provinciale en lokale voorschriften voor specifieke
beperkingen.
De pompsnelheid
pompsnelheid en
De
De
pompsnelheid
Stel de drukregelaar in op 0 psi. Draai de zelfontlastende
hoofdluchtklep open. Stel de luchtregelaar van de pomp
af tot de pomp soepel loopt.
Laat de pomp langzaam draaien tot alle lucht uit de
leidingen is geperst (de vloeistof stroomt dan gestaag uit
de vloeistofuitlaat) en de pomp gevuld is.
Als de luchttoevoer is ingeschakeld, start de pomp wanneer
de doseerklep wordt geopend en blokkeert deze door
de vloeistofdruk wanneer de klep wordt gesloten. In een
circulatiesysteem draait de pomp tot de luchttoevoer wordt
uitgeschakeld.
LET
LET OP
LET
Laat de pomp nooit drooglopen door geen/onvoldoende
vloeistof. Een droge pomp accelereert naar een hoog
toerental, waardoor beschadiging kan ontstaan.
Als de pomp snel accelereert of te snel draait, dient u de
pomp onmiddellijk te stoppen en de vloeistoftoevoer te
controleren. Als de vloeistoftoevoer leeg is en er lucht in
de leidingen is gepompt, vervangt u de houder en vult u
de pomp en leidingen met vloeistof. Zorg ervoor dat het
systeem volledig wordt ontlucht.
De pomp
pomp uitschakelen
uitschakelen
De
De
pomp
uitschakelen
Volg de
Drukontlastingsprocedure, page 8
eerste gebruik
gebruik
eerste
gebruik
. Raadpleeg uw nationale,
en - - - druk
druk aanpassen
aanpassen
en
druk
aanpassen
OP
OP
.
332615M