Parameters
Afbeelding 4.10 Aan-vertr., relais
5-42 Uit-vertr., relais
Array [2]: Relais 1 [0], Relais 2 [1]
Range:
Functie:
0.01 s
[0.01 - 600
Stel de vertragingstijd voor uitschakeling
*
s]
van het relais in. Selecteer 1 van de
beschikbare interne mechanische relais in
een arrayfunctie. Zie
parameter 5-40 Functierelais.
Afbeelding 4.11 Uit-vertr., relais
Als de conditie voor de geselecteerde gebeurtenis wijzigt
voordat de timer voor de in- of uitschakelvertraging is
verstreken, blijft de relaisuitgang ongewijzigd.
MG03N210
Programmeerhandleiding
4.6.5 5-5* Pulsingang
De pulsingangparameters worden gebruikt om een
geschikt raamwerk te de niëren voor de pulsreferenties
door de schaling en lterinstellingen voor de pulsingangen
in te stellen. Ingangsklem 29 werkt als frequentiereferentie-
ingang. Stel klem 29 (parameter 5-13 Klem 29 digitale
ingang) in op [32] Pulsingang.
Ref.
(RPM)
High
ref.
value
P 5-53
Low
ref.
value
P 5-52
Afbeelding 4.12 Pulsingang
5-50 Klem 29 lage freq.
Range:
20 Hz
*
5-51 Klem 29 hoge freq.
Range:
32000
Hz
*
5-52 Klem 29 lage ref./terugk. waarde
Range:
0
[-4999 -
*
4999 ]
Danfoss A/S © 11/2015 Alle rechten voorbehouden.
Low freq.
P 5-50
Functie:
[20-31999
Stel in parameter 5-52 Klem 29 lage ref./
Hz]
terugk. waarde de lage begrenzing in voor
de frequentie die overeenkomt met het
lage toerental van de motoras (dat wil
zeggen de lage referentiewaarde). Zie
Afbeelding 4.12.
Functie:
[21-32000
Stel in parameter 5-53 Klem 29 hoge ref./
Hz]
terugk. waarde de hoge begrenzing in
voor de frequentie die overeenkomt
met het hoge toerental van de motoras
(dat wil zeggen de hoge referentie-
waarde).
Functie:
Voer de lage begrenzing voor de referentie-
waarde in voor het toerental van de motoras
[tpm]. Dit is tevens de laagste terugkoppe-
lingswaarde; zie ook parameter 5-13 Klem 29
digitale ingang = [32] Pulsingang.
4
High freq.
Input
P 5-51
(Hz)
71
4