Papier afdrukken op papier met een speciale afwerking
Sommige papiersoorten hebben een speciale afwerkingslaag, zoals bankpostpapier en
gerimpeld papier. Deze papiersoorten kunnen problemen veroorzaken met betrekking tot de
hechting van toner op het papier of de afdrukkwaliteit. Volg deze richtlijnen bij het afdrukken op
papier met een speciale afwerking.
Opmerking
De printer kan bij de instelling HOOG 1 of HOOG 2 langzamer afdrukken.
Gebruik de instellingen HOOG 1 en HOOG 2 alleen als u problemen heeft met de hechting van de
toner. De instellingen HOOG 1 en HOOG 2 kunnen de problemen met betrekking tot krullen en
storingen verergeren.
Oriëntatie voor alle overige laden
NLWW
Open het menu Apparaat configureren op het bedieningspaneel van de printer. In het
submenu Afdrukkwaliteit, selecteert u FUSERMODI en vervolgens selecteert u de papiersoort
(zoals BANKPOSTPAPIER). Stel de fusermodus in op HOOG 1 of HOOG 2. HOOG 2 geeft een
betere tonerhechting en een optimale afdrukkwaliteit voor papier met een hoog
getextureerde afwerking. Open het menu Papierverwerking en stel de LADE SOORT in op
HOOG 1 of HOOG 2 om de fusermodus in te schakelen.
Sommige producenten van deze papiersoorten geven nu een coating aan een zijde van het
papier om zo de tonerhechting en afdrukkwaliteit te verbeteren. Om hier voordeel van te
hebben, dient u erop te letten dat het papier juist wordt geladen. De zijde waarop u het
watermerk goed kunt lezen, is de voorzijde oftewel de afdrukzijde.
Voor lade 1 laadt u het papier met de afdrukzijde naar boven en de bovenste, korte kant naar
de printer toe.
Oriëntatie voor lade 1
Voor lade 2, optionele lade voor 500 vel en de optionele lade voor 1500 vel, laad papier met
de afdrukzijde naar beneden en de bovenste, korte zijde naar u toegekeerd.
Afdrukken op speciaal papier 61