Algemeen overzicht
van de machine
1. Band van motorkap
2. Parkeerrem
Bedieningsorganen
1. Rempedaal
2. Parkeerrem, middelste
bedieningspaneel
3. Stuurwiel
4. Bekerhouder
Gaspedaal
Het gaspedaal (Figuur 9) biedt de bestuurder de
mogelijkheid de rijsnelheid van het voertuig te
regelen. Als u het gaspedaal intrapt wanneer de
AAN-/UIT-schakelaar op AAN staat, start u de motor.
Als u het pedaal verder intrapt, verhoogt u de rijsnelheid.
3. Laadbak
4. Ontsluithendel van laadbak
Figuur 9
5. Handgreep voor passagier
6. Koker voor
Gebruikershandleiding
7. Gaspedaal
Figuur 8
Als u het pedaal laat opkomen, vermindert de snelheid
van het voertuig en stopt de motor.
Opmerking: Wanneer het pedaal ingedrukt wordt
vóór de sleutel naar de AAN-positie is gedraaid, wordt
een vergrendelingssysteem ingeschakeld en kan de
machine niet worden bediend. Laat het pedaal los en
het vergrendelingssysteem wordt uitgeschakeld en de
machine kan weer normaal worden bediend.
Rempedaal
Met het rempedaal kunt u het voertuig tot stilstand
brengen of de snelheid verminderen (Figuur 9).
Versleten of verkeerd afgestelde remmen
kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.
Als de vrije slag van de rempedalen tot de
vloer van het voertuig minder dan 25 mm
bedraagt, moeten de remmen worden afgesteld
of gerepareerd.
Parkeerrem
De parkeerrem bevindt zich tussen de stoelen (Figuur 9).
Telkens als de motor wordt afgezet, moet u de
16
5. Oplaadcontact
6. Sleeplip