Technische wijzigingen voorbehouden
Bodemklep controleren: voor het begin van het zaaien
bij lege zaaikast de instelling van alle bodemkleppen
controleren – met instelleertje (71/H1); daarvoor de
bodemkleppenafstellhendel (81/H) op "1" zetten en het
zaaiwiel zo draaien, dat de zaaiwielgroef onderaan staat.
Het instelleertje naast de middenste nokkenrij van het
zaaiwiel van boven naar onder schuiven, draaiend tussen
het zaaiwiel en de bodemklep – tot de greep van het leertje
op de zaaibehuizing leunt.
Het instelleertje dient zonder speling "hiertussen te
passen"; najusteren door het losmaken van de schroef
(81/H2) en in de juiste – spelingsvrije – positie opnieuw
81
vastschroeven.
Sensorinstelling: Sensoren worden ingesteld op een
afstand van 1-3 mm (fig.82).
In de sensor is een functiecontrole ingebouwd (lichtdiode),
zodat bij een correctie-instelling resp. testschakeling het
"Functioneren van de sensor" zichtbaar is (zie ook hoofdstuk
sensortest in de bedieningshandleiding Wizard).
82
Zaaias demonteren: blokkeerschuif openen. Zaaias zodanig
draaien, dat de askoppleing (rechts) ca. horizontaal staat
– vooraf ring (83/1) lossen en verschuiven.
Het lager (83/2) rechtsom draaien (90°; Blokkering
indrukken) en zijdelings verschuiven.
As naar achter uitnemen. (Montage in omgekeerde volgorde:
Lager plaatsen, 90° linksom draaien. Ring (83/1) "via"
de koppeling vastzetten. Er op letten, dat de "zijdelingse
speling" van de zaaias door de aanslagschroef (26/3,
bladzijde 12) begrensd wordt; ev. nastellen.
83
Bij laswerkzaamheden aan de tractor of
aangebouwde machine en bij het opladen
van de tractoraccu resp. aansluiten van een
tweede accu (starthulp) telkens de verbinding
afschakelen van de elektronicakast.
31
02.2007