De belichting (Belicht. corr.) instellen
U kunt de algehele helderheid van de opname aanpassen.
Met deze functie kunt u opzettelijk over- of onderbelichte opnamen maken.
4
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Selecteer [Belicht. corr.] met de
vierwegbesturing (23).
3
Selecteer de LW-waarde met de
vierwegbesturing (45).
De geselecteerde LW-waarde wordt opgeslagen.
Kies een positieve (+) waarde voor lichte opnamen. Kies een negatieve (-)
waarde voor donkere opnamen.
U kunt een belichtingscorrectiewaarde kiezen tussen –2,0 en +2,0 LW in
stappen van 1/3 LW.
4
Druk op de knop 3.
De instelling is gereed en de camera keert terug naar de opnamestand.
• Als u de belichtingscorrectiefunctie vaak gebruikt, kunt u tijd besparen door de
functie toe te wijzen aan de knop Snelinstelling. (p.56)
• Door middel van het histogram worden lichte en donkere gedeelten weergegeven
op de LCD-monitor, waardoor u de belichting kunt controleren. (p.78)
• In de functies
De belichtingscorrectiewaarde opslaan 1p.96
76
MENU
2, 3
1, 4
R A
en
is de belichtingscorrectie vast ingesteld op ±0.0.
s
b
Opnemen
7
Opnamepixels
M
Kwaliteitsniveau
AWB
Witbalans
AF-veld
ISO
Gevoeligheid
AUTO
Einde
Einde
Einde
MENU
q < I i \
d
Opnemen
0.0
Belicht. corr.
Video
Digitale zoom
Momentcontrole
QUICK
Geheugen
MENU
Einde
Exit
Exit
1/3
Q E D Y
c
2/3
0.0