Bediening
Bediening
Drukontlastingsprocedure
Voer altijd de drukontlastingsprocedure uit als
u dit symbool ziet.
Het systeem blijft onder druk staan totdat deze
handmatig wordt ontlast. Voorkom ernstig letsel
veroorzaakt door vloeistof onder druk, zoals
opspattende vloeistof en bewegende onderdelen,
door de Drukontlastingsprocedure uit te voeren
wanneer u stopt met spuiten en voordat
u de apparatuur reinigt, controleert of er onderhoud
aan pleegt.
1. Draai de regelknop voor de vloeistofuitvoer (K)
naar uit (0) en schakel de stroomtoevoer naar het
systeem uit.
2. Sluit het vloeistofafsluitventiel (H).
3. Open het vloeistofaftapventiel om de vloeistofdruk
te ontlasten. Houd een opvangbak klaar om het
uitstromende materiaal in op te vangen.
4. Laat het vloeistofafvoerventiel (G) open totdat het
systeem klaar is om onder druk te worden gezet.
Vóór elk gebruik
Bevestigingen vastdraaien
Controleer alle bevestigingen en draai ze vast voordat
u de apparatuur in gebruik neemt.
Voorkom schade aan de pomp door de
bevestigingen op de apparatuur niet te vast
aan te draaien.
Aansluitingen goed vastdraaien
Controleer alle vloeistofaansluitingen voordat
u de apparatuur gaat bedienen en draai alle
aansluitingen goed vast. Vervang zo nodig
versleten of beschadigde onderdelen.
Draai alle aansluitingen stevig vast om lekken
en schade aan onderdelen van de apparatuur
te voorkomen.
22
LET OP
LET OP
De apparatuur spoelen
Spoel de pomp vóór elk gebruik. Bepaal of de pomp
moet worden gedemonteerd en alle onderdelen
afzonderlijk moeten worden gereinigd of dat
de pomp gewoonweg met een ontsmettingsmiddel
wordt gespoeld.
Als de apparatuur met een geschikt reinigingsmiddel
moet worden gespoeld, voer De apparatuur starten,
pagina 22, en De apparatuur spoelen, pagina 28, uit.
Zie voor het demonteren en reinigen van afzonderlijke
onderdelen de betreffende reparatieprocedure.
Zie Reparatie, vanaf pagina 32.
De apparatuur starten
Voorkom ernstig letsel door spattende vloeistof
door ervoor te zorgen dat de regelknop (K) op uit (0)
staat voordat u de apparatuur op een stroombron
aansluit.
De apparatuur voorbereiden voor het
opstarten
1. Draai de regelknop (K) naar off (0).
2. Controleer of de pomp goed is geaard.
Zie Aarding, pagina 15.
3. Controleer alle bevestigingen en aansluitingen,
en draai ze vast voordat u de apparatuur
in gebruik neemt. Vervang zo nodig versleten
of beschadigde onderdelen.
4. Steek het zuiguiteinde van de vloeistoftoevoer-
leiding (F) in de te doseren vloeistof.
5. Steek het uitlaatuiteinde van de
vloeistofuitlaatleiding (J) in de opvangbak.
6. Sluit het vloeistofafvoerventiel (G).
7. Zorg dat alle vloeistofafsluitventielen (H)
open staan.
8. Als de vloeistofuitlaatleiding (J) een
doseerinrichting heeft, houdt u het doseerventiel
open in de opvangbak.
3A7195D