Onderhoud
aandrijfsysteem
De bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Controleer de bandenspanning. De voor- en
achterbanden moeten een spanning hebben van 0,83
tot 1,03 bar.
GEVAAR
Een te lage bandenspanning vermindert
de stabiliteit van de machine op hellingen.
Hierdoor kan de machine omkantelen,
waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan
ontstaan.
Pomp de banden niet te zacht op.
Torsie van wielmoeren
controleren
Onderhoudsinterval: Na het eerste bedrijfsuur
Na de eerste 10 bedrijfsuren
Om de 250 bedrijfsuren
Haal de wielmoeren aan met 94 tot 122 N·m.
WAARSCHUWING
Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
Zorg dat de wielmoeren met de juiste torsie
zijn aangedraaid.
De tractieaandrijving
afstellen voor de
neutraalstand
De machine mag niet kruipen als het tractiepedaal
niet is ingetrapt. Als de machine kruipt, moet u de
tractieaandrijving als volgt afstellen:
1.
Plaats de machine op een horizontaal vlak, laat
de maai-eenheden neer, zet de motor af en
verwijder het sleuteltje.
2.
Krik de voorkant van de machine op tot de
voorbanden vrijkomen van de vloer van de
werkplaats. Zorg ervoor dat de machine steunt
op de rustpunten van de krik om te voorkomen
dat de machine per ongeluk valt.
Opmerking:
ving moeten ook de achterwielen vrijkomen van
de grond.
3.
Draai de borgmoer op de afstelnok van de
tractie, rechts van de hydrostaat, los
1. Borgmoer
WAARSCHUWING
De motor moet lopen zodat een laatste
afstelling van de afstelnok van de
tractie kan worden uitgevoerd. Dit kan
lichamelijk letsel veroorzaken.
Houd gezicht, handen, voeten en andere
lichaamsdelen uit de buurt van de
geluiddemper, andere hete delen van de
motor en draaiende onderdelen.
4.
Start de motor en draai de zeskantige moer van
de afstelnok in beide richtingen totdat de wielen
ophouden met draaien.
5.
Draai de borgmoer vast om de afstelling te
borgen.
6.
Zet de motor af, haal de assteunen weg en laat
de machine neer op de grond.
7.
Maak een proefrit met de machine om er zeker
van te zijn dat deze niet kruipt.
45
Bij modellen met vierwielaandrij-
(Figuur
Figuur 56
2. Afstelnok voor tractie
56).
g004147