•
De banden uiterlijk om de zes jaar laten
vervangen, ongeacht de slijtage. Dit
geldt ook voor het reservewiel.
•
De bandenspanning aan de belading
van de auto aanpassen, zie de tankdop
klep
(C>
pagina 189).
•
Ten minste elke 14 dagen controleren:
•
velgen en banden op beschadigin
gen. Beschadigde velgen kunnen
tot spanningsverlies en andere be
schadigingen leiden.
•
de bandenspanning en deze zo no
dig corrigeren.
•
de profieldiepte van alle banden.
&
Gevaar voor ongevallen
Het volgende in acht nemen:
•
Als de profieldiepte minder is dan 3 mm,
loopt de grip op een nat wegdek sterk
terug.
Winterbanden met een profieldiepte van
minder dan 4 mm altijd vervangen. Deze
zijn niet meer geschikt voor gebruik in
de winter en bieden vooral niet meer vol
doende grip.
•
Banden kunnen verschillend slijten.
Om de binnenzijde van de voorbanden
beter te kunnen controleren de voorwie
len indien nodig verdraaien. Bij de ach
terwielen ook altijd de binnenzijde van
het loopvlak controleren.
Als een aangedreven wiel door te weinig grip
doordraait, kunt u de controle over de auto
verliezen en een ongeval veroorzaken.
0
De gedemonteerde banden in een koele,
droge en indien mogelijk donkere ruimte bewa-
ren. Banden tegen olie, vet, benzine en diesel-
brandstof beschermen.
Draairichting
Banden met een voorgeschreven draairich
ting bieden extra voordelen, bijvoorbeeld
met betrekking tot aquaplaning. Deze
voordelen zijn alleen effectief als de draai
richting wordt aangehouden.
De draairichting is met een pijl op de wang
van de band aangegeven.
MOExtended-noodsysteem *
Met het
MOExtended-noodsysteem
kan
ook met de auto worden gereden als één of
meer banden volledig leeg zijn.
Het
MOExtended-noodsysteem
mag alleen
in combinatie met de bandenspannings
waarschuwing worden gebruikt.
Aanwijzing voor het rijden bij pech zie
hoofdstuk "Zelfhulp"
(C>
pagina 282).