10.10 Circuit-gebeurtenissen [Circuit Events]
De volgende gebeurtenissen beperken de werking van het circuit zoals beschreven in de kolom Ondernomen actie. Het
voorkomen van een circuit-gebeurtenis is alleen van invloed op het betreffende circuit. Circuit-gebeurtenissen worden
vastgelegd in het logboek van de regeleenheid van de unit.
10.10.1
Vasthouden lage verdampingsdruk [Low Evaporator Pressure– Hold/Ontlasten
Deze gebeurtenissen worden gegenereerd om een tijdelijke toestand aan te geven met de verdampingsdruk onder de
limieten handhaven en ontlasten
Symptoom
De status van het circuit is:
In bedrijf: Lage verdampingsdruk
De compressor laadt niet meer, noch
ontlast hij zijn capaciteit.
String in het logboek:
CxCmp1 LoEvapPrHold
CxCmp1 LoEvapPrUnld
65/83
Oorzaak
Voorbijgaande toestand zoals de
fasering van een ventilator (Units
zonder condensator).
Koelmiddelvulling te laag.
Beveiligingslimiet niet ingesteld in
overeenstemming met de toepassing
van de klant.
Hoge verdamper methode.
Het waterdebiet in de
waterwarmtewisselaar is te laag.
De omvormer van de
verdampingsdruk werkt niet naar
behoren.
EEXV functioneert niet naar behoren.
De EEXV opent niet voldoende of
beweegt in de tegenovergestelde
richting.
Lage watertemperatuur.
Gebruiksaanwijzing
Oplossing
Wacht totdat de toestand hersteld
wordt door de EXV-besturing.
Controleer via het kijkglas op de
vloeistofleiding of er verdampingsgas
aanwezig is.
Meet de subkoeling om te kijken of de
vulling correct is.
Controleer de gekozen methode voor
de verdamper en de bijbehorende
watertemperatuur om de ingestelde
lage druk te beoordelen.
Reinig de verdamper.
Controleer de kwaliteit van de
vloeistof die in de warmtewisselaar
stroomt.
Controleer het percentage en het type
glycol (ethyleen of propyleen).
Verhoog het waterdebiet.
Controleer of de waterpomp van de
verdamper correct functioneert en
het correcte waterdebiet levert.
Controleer de correcte werking van
de sensor en kalibreer de lezingen
met een manometer.
Controleer of afzuigingsprocedure
kan worden voltooid voor de bereikte
druklimiet;
Controleer de bewegingen van de
expansieklep.
Controleer de aansluiting op de
aandrijving van de klep op het
schakelschema.
Meet de weerstand van elke
wikkeling, deze mag niet gelijk zijn
aan 0 Ohm.
Verhoog de inlaattemperatuur van het
water.
Controleer de veiligheidsinstellingen
van de lage druk.
D–EOMWC00A07-16_02NL