3.4 Controlefuncties
Bovendraadcontrole instellen
> Druk op het symbool «Setup-programma».
> Druk op het symbool «Controle-instellingen».
> Druk op de schakelaar bovenaan het beeldscherm om de bovendraadcontrole te deactiveren.
> Druk nogmaals op de schakelaar om de bovendraadcontrole te activeren.
Onderdraadcontrole instellen
> Druk op het symbool «Setup-programma».
> Druk op het symbool «Controle-instellingen».
> Druk op de schakelaar onderaan het scherm om de onderdraadcontrole te deactiveren.
> Druk nogmaals op de schakelaar om de onderdraadcontrole te activeren.
3.5 Geluid instellen
> Druk op het symbool «Setup-programma».
> Druk op het symbool «Geluidsinstellingen».
> Druk op de schakelaar (1) om het geluid geheel uit te schakelen.
> Druk nogmaals op de schakelaar (1) om het geluid in te schakelen.
> Druk in het gedeelte (2) op de vakjes «1 – 4» om het gewenste signaal bij keuze van de steek te
activeren.
> Druk in het gedeelte (2) op het symbool «Luidspreker» om het signaal bij keuze van de steek te
deactiveren.
> Druk in het gedeelte (3) op het symbool «1 – 4» om het gewenste signaal voor de keuze van de functies
te activeren.
> Druk in het gedeelte (3) op het symbool «Luidspreker» om het signaal voor de keuze van de functies te
deactiveren.
> Druk in het gedeelte (4) op het symbool «Luidspreker» om het signaal bij het gebruik van de BSR-modi te
deactiveren.
Setup-programma
67