Regeling voertuigdynamiek (Vehicle
Dynamics Control - VDC)
Als het voertuig tijdens het rijden plotseling
stuurt, dan beoordeelt het VDC-systeem
de bedoeling van de bestuurder op basis
van informatie, zoals de hoek van het
stuur en de rijsnelheid, en vergelijkt deze
constant met de feitelijke toestand. Als het
voertuig uitwijkt van de normale rijstrook,
dan corrigeert de VDC de situatie door
de overeenkomstige wielen te remmen
om de bestuurder te helpen om slippen
te controleren en richtingsstabiliteit te
behouden.
Tractiecontrolesysteem (Traction
Control System - TCS)
Het TCS voorkomt dat de wielen
doorslippen tijdens de acceleratie door
het motorvermogen te verlagen en, indien
nodig, te remmen om te voorkomen dat de
aangedreven wielen spinnen. Voertuigen
kunnen met TCS gemakkelijk wegrijden,
accelereren en klimmen onder ongunstige
rijomstandigheden.
WAARSCHUWING
•
TCS werkt mogelijk niet effectief in
de volgende situaties:
»
De TCS is bij het rijden op gladde
wegen mogelijk niet in staat om
de richting te controleren en het
vereiste vermogen te leveren, zelfs
als het systeem goed werkt.
»
Rij niet in omstandigheden
waarbij het voertuig stabiliteit en
vermogen kan verliezen.
Hellinghoudregeling (Hill Hold Control -
HHC)
Na het loslaten van het rempedaal behoudt
de HCC de door de bestuurder uitgeoefende
remkracht gedurende 1,5 seconden om te
voorkomen dat het voertuig achteruit rolt.
Hydraulische remhulp (Hydraulic Brake
Assit - HBA)
Als het rempedaal snel wordt ingetrapt,
dan herkent de HBA dat het voertuig zich
in een noodsituatie bevindt. Het systeem
verhoogt dan de remdruk snel naar het
maximum, zodat ABS sneller kan ingrijpen
en de remafstand effectief kan verkorten.
Parkeren met gecontroleerde
vertraging (Controller Deceleration
Parking - CDP)
Als de EPB-schakelaar omhoog wordt
getrokken, dan begint de CDP*-functie
te werken, zodat het voertuig met
een constante vertraging remt (0,4 g
wanneer de EPC is ingeschakeld maar het
rempedaal niet is ingetrapt en 0,8 g als de
EPB is ingeschakeld en het rempedaal is
ingetrapt), totdat het voertuig stopt. De
werking van de functie stopt als de EPB
wordt gelost.
Gebruiksaanwijzing voor de ESC
Het intelligente rembekrachtigingssysteem
heeft de volgende nieuwe functies ten
opzichte van het oorspronkelijke ESC-
systeem.
• Remhulpmodus
•
De remhulpmodus wordt gebruikt om
het gevoel van het rempedaal aan te
passen. De kromme voor de relatie
tussen de diepte van het rempedaal
en de vertraging van het voertuig
varieert over verschillende modi,
waarbij de bestuurder het gevoel van
het pedaal van zijn/haar voorkeur kan
kiezen.
•
Ga naar
(infotainmentsysteem)
→ Instellingen Voertuig → Intelligent
chassis → Remhulpmodus om het
gevoel van het rempedaal aan te
passen.
05
145