19.2. De fabrieksinstellingen wijzigen
Om de fabrieksinstelling van de printplaten te wijzigen, stelt u de microschakelaars en
encoderwielen op elke printplaat in.
Denk aan de volgende criteria:
•
•
•
1.
Open de elektriciteitskast in het plenum om bij de printplaten te komen. Zie paragraaf 14, pagina 17.
2.
Kies de zonenummers van de kamers.
3.
Bepaal de printplaat die elke zone zal controleren.
4.
Zet het encoderwiel op de printplaat (1 tot 8): plaats de pijl van het encoderwiel op het nummer van de
gekozen zone. Het is niet toegestaan een nummer over te slaan. Voorbeeld: adressering van 2 tot 4 (op een
zone) is niet mogelijk zonder dat adres 3 is ingesteld.
5.
Stel de microschakelaars op elke printplaat in.
▪
Extra printplaten
Er kunnen maximaal 3 extra printplaten (slaves) worden toegevoegd: één zone of
meerdere zones samen.
In alle zones kan slechts één extra 1e printplaat, extra 2e printplaat of extra 3e printplaat
worden toegewezen.
Wanneer er meerdere printplaten voor een zone zijn, stelt u de encoder in op dezelfde
waarde.
In het geval van extra printplaten, de microschakelaars omschakelen zoals hieronder aangegeven:
AAN
1 2
3
4
UIT
1e zone printplaat
(Master)
* Zet op de laatste bedrade printplaat de microschakelaar 4 op AAN (deze staat standaard op UIT): dit geeft
het einde van de lijn aan.
24
maximaal 8 zones (kamers)
Maximum aantal printplaten = aantal zones + 3
(voorbeeld: voor 8 zones maximaal 11 printplaten, voor 2 zones maximaal 5 printplaten)
Minimumaantal printplaten = aantal zones
Maximaal 3 extra printplaten
Zie paragraaf «Extra printplaten», pagina 24.
Indien een Zone Plus aanwezig is , stel deze dan in zoals aangegeven in de paragraaf
«Aanwezigheid van een Zone Plus», pagina 26.
AAN
1
2
3
4
UIT
1e extra printplaat
2e extra printplaat
(slave)
AAN
AAN
1 2
2
1
3
4
UIT
UIT
3e extra printplaat
(slave)
AAN
3
4
1 2
UIT
Einde RS485-lijn
(slave)
(laatste printplaat) *
4
3