Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Danfoss DHP-AL Installatie- En Servicehandleiding pagina 28

Verberg thumbnails Zie ook voor DHP-AL:
Inhoudsopgave

Advertenties

Als er in uw huis een kelder is, moet de MIN-waarde worden afgesteld op een geschikte temperatuur voor de kelder in de zomer. Een voor-
waarde om warmte in de kelder te houden in de zomer is dat alle radiatoren over thermostaatkleppen beschikken die de warmte in de
rest van het huis uitschakelen. Het is van het grootste belang dat het verwarmingssysteem en de radiatorkleppen goed op elkaar zijn afge-
stemd. Aangezien klanten dit vaak zelf moeten doen, is het belangrijk dat u de klant uitlegt hoe dit correct wordt uitgevoerd. Leg boven-
dien uit dat de waarde voor WARMTESTOP omhoog moet worden bijgesteld voor zomerverwarming.
TEMPERATUREN
De warmtepomp kan een grafiek weergeven met de historie van de verschillende sensortemperaturen en u kunt zien hoe deze op
60 meetpunten na verloop van tijd zijn gewijzigd. Het tijdsinterval tussen de meetpunten kan worden bijgesteld van één minuut tot één
uur. Af fabriek is de instelling één minuut.
De historie van alle sensoren is beschikbaar, maar op de display van de kamersensor wordt alleen de ingestelde waarde weergegeven.
De integraalwaarde die wellicht wordt weergegeven, is de energiebalans van het verwarmingssysteem.
INTEGRAAL
De warmtevraag in het huis hangt af van het seizoen en de weersomstandigheden en is niet constant. De warmtevraag kan als tempera-
tuursverschil worden uitgedrukt en kan worden berekend met een integrale waarde als resultaat (warmtevraag). De regelaar gebruikt ver-
schillende parameters om de integrale waarde te berekenen.
De warmtepomp wordt gestart bij een warmtetekort en er zijn twee integrale waarden, A1 en A2, die de compressor en bijverwarming
starten. Tijdens de warmteproductie wordt het tekort verkleind en wanneer de warmtepomp stopt, veroorzaakt de inertie in het systeem
een warmteoverschot.
De integrale waarde is een meting van het oppervlak onder de tijdas en wordt uitgedrukt in graadminuten. In de figuur hieronder ziet u de
fabrieksinstellingen voor de integrale waarden van de warmtepomp. Wanneer de integrale waarde de ingestelde waarde voor INTEGRAAL
A1 heeft bereikt, wordt de compressor gestart en als de integrale waarde niet zakt maar blijft stijgen, wordt de bijverwarming gestart wan-
neer de integrale waarde de ingestelde waarde heeft bereikt voor INTEGRAAL A2.
Integraal
Warmteoverschot
(Warmtevraag)
Compressor gestart
(-60)
Bijverwarming gestart
(-660)
Buiten bedrijf
De berekening van de integrale waarde stopt tijdens de tapwaterproductie en de warmtestop. De berekening van de integrale waarde
wordt twee minuten na het voltooien van de tapwaterproductie hervat om het verwarmingssysteem de tijd te geven de temperatuur te
stabiliseren.
Meer gedetailleerdere voorwaarden voor het starten en stoppen van de warmtepomp staan in het hoofdstuk "Bedrijfscondities".
28
Afbeelding 50: Starten en stoppen van de warmtepomp gebaseerd op de integrale waarden.
INTEGRAAL A1
INTEGRAAL A2
Warmtetekort
Bijverwarming
Compressor
Warmteoverschot
Compressor gestopt
(≥0)
Compressor gestart
(-60)
Bijverwarming stopt
Bijverwarming gestart
(uiterlijk op –60)
(-660)
Buiten bedrijf
VMBME110
INTEGRAAL A1
INTEGRAAL A2
Tijd
Bijverwarming
Compressor
Warmtepomp
in bedrijf

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave