Motoroliefilter vervangen
Onderhoudsinterval: Om de 200 bedrijfsuren
1. Laat de motor eerst lopen zodat de olie wordt
opgewarmd.
WAARSCHUWING
De olie kan heet zijn nadat de motor heeft
gelopen; contact met hete olie kan ernstig
brandwonden veroorzaken.
Vermijd contact met hete motorolie als u deze
aftapt.
2. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
3. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
4. Tap de benzine af uit de brandstoftank.
5. Tap de motorolie af; zie
18).
6. Leg een lap onder het oliefilter
te vangen die weglekt als u het oliefilter verwijdert.
1. Oliefilter
7. Verwijder het oliefilter.
8. Smeer met uw vinger een laagje olie op de rubberen
pakking van het nieuwe oliefilter (afbeelding 26).
De motorolie verversen (bladz.
(Figuur
22) om olie op
Figuur 22
1. Pakking
9. Draai het nieuwe filter rechtsom vast totdat de pakking
contact maakt met het filterhuis en draai het filter
vervolgens handmatig nog een extra 3/4 slag vast.
10. Vul het carter met nieuwe olie tot aan de markering
Vol op de peilstok; zie
(bladz.
8).
11. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
12. Laat de motor ongeveer 3 minuten lopen.
13. Zet de motor af, wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen, en controleer op
olielekkage rond het filter.
14. Vul olie bij om de hoeveelheid olie in het oliefilter weer
op peil te brengen. Zie
(bladz.
11).
15. Recycle het gebruikte oliefilter op de juiste wijze.
Onderhoud van de bougie
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer,
reinig en wijzig de afstand van de bougie;
vervang de bougie als dat nodig is.
Gebruik een NGK BPR5ESbougie of een bougie van een
equivalent type.
1. Zet de motor uit en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand gekomen zijn.
2. Verwijder de bougiekabel van de bougie.
3. Maak de omgeving van de bougie schoon.
4. Haal de bougie uit de cilinderkop.
Belangrijk: Als de bougie gebarsten of vuil
is, moet deze worden vervangen. U mag de
elektroden niet reinigen omdat hierdoor gruis in
de cilinder terecht kan komen. Dit leidt meestal
tot beschadiging van de motor.
5. Stel de elektrodenafstand in op 0,76 mm
19
Figuur 23
2 Het carter met olie bijvullen
Het motoroliepeil controleren
(Figuur
24).