Brandstoftank Vullen; Motor Starten; De Machine Stoppen; De Machine Parkeren - Toro Workman MD Gebruikershandleiding
Verberg thumbnails
Zie ook voor Workman MD:
- Gebruikershandleiding (56 pagina's) ,
- Installatie-instructies (17 pagina's) ,
- Gebruikershandleiding en installatie-instructies (13 pagina's)
Inhoudsopgave
Advertenties
GEVAAR
In bepaalde omstandigheden kan tijdens het
tanken statische elektriciteit worden ontladen
waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot
ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
• Zet benzinevaten altijd op de grond en uit de
buurt van de machine voordat u de tank bijvult.
• Benzinevaten niet in de machine of op een
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kan isoleren, waardoor de
afvoer van statische lading wordt bemoeilijkt.
• Als het praktisch mogelijk is, kunt u het beste
een machine met een benzinemotor eerst van de
vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken
als de machine met de wielen op de grond staat.
• Als dit niet mogelijk is, verdient het de voorkeur
dergelijke machines op een truck of aanhanger
bij te vullen uit een draagbaar vat, niet met
behulp van een vulpistool van een pomp.
• Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat te
houden, totdat u klaar bent met bijvullen.
Brandstoftank vullen
De inhoud van de brandstoftank is ongeveer 26,5 liter.
1. Zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank
schoon (Figuur 19).
Figuur 19
1. Leeg
2. Vol
3. Naald
4. Brandstofmeter
5. Dop van brandstoftank
3. Verwijder de dop van de brandstoftank.
4. Vul de benzinetank tot ongeveer 25 mm vanaf de
bovenkant van de tank (de onderkant van de vulbuis).
Opmerking: De ruimte in de tank geeft de benzine
de kans om uit te zetten. Niet te vol vullen.
5. Draai de tankdop stevig vast.
6. Neem gemorste brandstof op.
Motor starten
Belangrijk: Probeer de motor niet te starten door de
machine aan te duwen of te slepen.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, steek het sleuteltje
in de contactschakelaar en draai dit naar rechts op
AAN; zie Contactschakelaar (bladz. 14).
Opmerking: Als de machine is uitgerust met een
optioneel achteruitrijalarm en de schakelhendel naar de
stand Achteruit wordt gebracht wanneer het sleuteltje
in de contactpositie staat, klinkt er een zoemer om
de bestuurder te waarschuwen dat de machine in
achteruitstand staat.
2. Zet de schakelhendel van de machine in de gewenste
rijrichting; zie Schakelhendel (bladz. 14).
3. Zet de parkeerrem vrij door de parkeerremhendel naar
beneden te drukken; zie Parkeerrem (bladz. 14).
4. Trap langzaam het gaspedaal in.
Opmerking: Als de motor koud is, moet u het
gaspedaal intrappen en ongeveer half ingetrapt houden
en de chokeknop uittrekken en op AAN zetten. Zet de
chokeknop op UIT als de motor warm is.
De machine stoppen
Om de machine tot stilstand te brengen, haalt u uw voet
van het gaspedaal en trapt u het rempedaal langzaam in; zie
Gaspedaal (bladz. 13) en Rempedaal (bladz. 13).
Opmerking: De remweg is afhankelijk van het gewicht van
de lading op de machine en de rijsnelheid.
De machine parkeren
1. Hou de servicerem ingedrukt; zie Rempedaal (bladz.
13).
2. Stel de parkeerrem in werking door de
parkeerremhendel op te trekken; zie Parkeerrem (bladz.
14).
3. Draai het contactsleuteltje linksom op UIT; zie
Contactschakelaar (bladz. 14).
4. Verwijder het contactsleuteltje uit de contactschakelaar.
22
Advertenties
Inhoudsopgave
