Koplamp vervangen
1. Koppel de elektrische aansluiting voor de kabelboom
los van de aansluiting van de lamp (Figuur 40).
2
1
6
5
Figuur 40
1. Koplamp
2. Opening in de bumper
3. Lamp
2. Verwijder de snelklemmen en ringen waarmee de
koplamp aan de koplampbeugel is bevestigd (Figuur
40).
Opmerking: Bewaar alle onderdelen voor de
montage van de nieuwe koplamp.
3. Verwijder de koplamp door deze naar voren door de
opening in de voorbumper te trekken (Figuur 40).
4. Monteer de nieuwe koplamp via de opening in de
bumper (Figuur 40). Zorg ervoor dat de afstelpennen
op één lijn zijn met de openingen in de montagebeugel
achter de bumper.
5. Zet de koplamp vast met de ringen en de snelklemmen
die u hebt verwijderd in stap 2.
6. Koppel de elektrische aansluiting voor de kabelboom
aan op de aansluiting van de lamp (Figuur 40).
7. Verstel de koplampen om de lichtbundel in de gewenste
stand te zetten; zie Koplampen afstellen (bladz. 37).
Koplampen afstellen
Ga als volgt te werk om de stand van de koplampen af te
stellen als een koplamp is vervangen of verwijderd.
1. Draai het contactsleuteltje naar AAN en schakel de
koplampen in.
2. Gebruik de bevestigingen van de koplampen om deze
te draaien en zet de lichtbundel in de gewenste stand.
G009198
3
4
4. Elektrische
kabelboomaansluiting
5. Snelklem
6. Platte ring
Onderhoud
aandrijfsysteem
Onderhoud van de banden
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer
de staat van de banden en velgen.
Om de 100 bedrijfsuren—Draai de wielmoeren aan.
1. Inspecteer de banden en velgen op tekenen van slijtage
en beschadiging.
Opmerking: Ongelukken tijdens werkzaamheden,
zoals een botsing tegen een trottoirband, kunnen een
band of een velg beschadigen en tevens de wieluitlijning
verstoren. Daarom moet u na een ongeluk de conditie
van de banden controleren.
2. Draai de wielmoeren vast met een torsie van 61 tot 88
Nm.
Toespoor en vlucht voorwielen
afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks
(houd hierbij de kortste periode
aan)—Toespoor en vlucht van
voorwielen controleren.
Belangrijk: Om deze procedure uit te voeren, moet u
het gereedschap met referentienr. Toro6010 aanschaffen
bij uw Toro-dealer.
Het toespoor dient 0-6 mm te bedragen en de vlucht 0+1/2
graden, d.w.z. de onderkant van de velgen is 2,3 mm meer
naar binnen gericht dan de bovenkant, met de volgende
parameters:
•
Controleer de bandendruk en zorg ervoor dat de banden
vooraan tot 0,83 bar gepompt zijn.
•
Leg ofwel een gewicht op de bestuurdersstoel dat
overeenkomt met het gemiddelde gewicht van de
bestuurders die met de machine zullen werken, of laat een
bestuurder plaatsnemen op de stoel. Het gewicht of de
bestuurder dienen gedurende de hele procedure op de
stoel te blijven.
•
Rol op een vlakke ondergrond de machine 2 tot 3 meter
recht achteruit en vervolgens recht vooruit naar de plaats
waar u vertrok. De ophanging bevindt zich nu in de
bedrijfsstand.
•
Meet het toespoor met de wielen recht vooruit.
1. Om de vlucht te meten, plaatst u een rechte hoek op
de grond met de verticale zijde tegen het oppervlak
van de band (Figuur 41).
37