6
Sluit de mannelijke en vrouwelijke afsluitweerstanden
op de uiteinden van de gecombineerde T-connectors.
De stuurautomaatonderdelen verbinden met het bestaande
NMEA 2000 netwerk
Een aparte roerbediening is niet in alle stuurautomaatpakketten
inbegrepen. Als u de stuurautomaat installeert zonder aparte
roerbediening, moet de CCU van de stuurautomaat zijn
verbonden met hetzelfde NMEA 2000 netwerk als een
compatibele Garmin kaartplotter om het stuurautomaatsysteem
te kunnen configureren en bedienen.
1
Bepaal waar u de CCU
wilt aansluiten op uw bestaande NMEA 2000 backbone
2
Koppel op de plaats waar u de roerbediening wilt aansluiten
één kant van een NMEA 2000 T-connector
netwerk.
3
Sluit zo nodig een NMEA 2000 backboneverlengkabel (niet
bijgeleverd) aan op de kant waar de T-connector is
losgekoppeld, als de NMEA 2000 netwerkbackbone moet
worden verlengd.
4
Koppel een bijgeleverde T‑connector voor de CCU aan de
NMEA 2000 backbone door deze aan te sluiten op de kant
waar de T-connector is losgekoppeld of op de
backboneverlengkabel.
5
Leid de bijgeleverde netwerkkabel
de onderkant van de T-connector die u in stap 4 hebt
gekoppeld.
Als de bijgeleverde netwerkkabel niet lang genoeg is, kunt u
een netwerkkabel van maximaal 6 m (20 ft.) gebruiken (niet
bijgeleverd).
6
Sluit de netwerkkabel aan op de CCU en de T-connector.
7
Herhaal indien nodig de stappen 2 tot en met 6 voor de
roerbediening (optioneel) of een compatibele Garmin
kaartplotter.
Optionele NMEA 2000 toestellen aansluiten op de
stuurautomaat
U kunt de geavanceerde functies van de stuurautomaat
gebruiken door optionele NMEA 2000 compatibele toestellen,
zoals een GPS-toestel, aan te sluiten op het NMEA 2000
netwerk.
OPMERKING: Optionele toestellen die niet NMEA 2000
compatibel zijn, kunt u aansluiten op de roerbediening via
NMEA 0183
(NMEA 0183 verbinding - overwegingen,
pagina
9).
8
en de roerbediening (optioneel)
los van het
naar de CCU en naar
1
aan
Voeg een extra T-connector (niet meegeleverd) toe aan het
NMEA 2000 netwerk.
2
Volg de instructies die bij het toestel zijn geleverd om het
optionele NMEA 2000 toestel aan te sluiten op de T-
connector.
Het hydraulische systeem ontluchten
Dit is een algemene procedure voor het ontluchten van een
hydraulische stuurinrichting. Raadpleeg de instructies van de
fabrikant van de stuurinrichting voor meer specifieke informatie
over de ontluchting van het systeem.
.
Controleer voordat u het hydraulische systeem ontlucht of alle
slangaansluitingen zijn geïnstalleerd en volledig zijn
aangedraaid.
1
Selecteer een optie:
• Als het vloeistofniveau in het roerreservoir te laag is, moet
u het reservoir bijvullen.
• Als het roerreservoir te veel vloeistof bevat, verwijdert u
hydraulische vloeistof om overlopen tijdens het ontluchten
te voorkomen.
2
Plaats een bypassslang tussen de
cilinderontluchtingspoorten.
TIP: Als u voor deze bypass een transparante plastic slang
gebruikt, kunt u tijdens het ontluchten luchtbelletjes zien.
3
Draai het roer handmatig naar bakboord.
4
Open beide bypasskleppen bij de cilinderfittingen.
5
Draai het roer met de hand langzaam naar bakboord
gedurende drie minuten.
TIP: U kunt stoppen met draaien als u geen luchtbellen meer
door de bypassslang ziet passeren.
6
Schakel de stuurautomaat in en schakel de Shadow Drive uit.
Raadpleeg de documentatie bij de stuurautomaat voor meer
informatie over het uitschakelen van de Shadow Drive.
7
Houd
(bakboord) op de roerbediening ten minste 10
seconden ingedrukt.
TIP: U kunt
passeren door de bypassslang.
8
Sluit de beide bypasskleppen bij de cilinderfittingen.
9
Voeg indien nodig vloeistof toe aan het roerreservoir.
10
Herhaal de stappen 3 tot en met 9 voor de stuurboordkant.
11
Houd
(bakboord) op de roerbediening ingedrukt tot de
besturing stopt en Hydr. pomp afgeslag. wordt
weergegeven op de roerbediening.
12
Houd de
(stuurboord) op de roerbediening ingedrukt tot de
besturing stopt en Hydr. pomp afgeslag. wordt
weergegeven op de roerbediening.
13
Selecteer een optie:
• Als Hydr. pomp afgeslag. niet wordt weergegeven
binnen 2 tot 3 seconden nadat de cilinder is gestopt,
herhaalt u de stappen 1-13 om het systeem nogmaals te
ontluchten.
• Als Hydr. pomp afgeslag. wordt weergegeven binnen 2
tot 3 seconden nadat de cilinder is gestopt, is het systeem
ontlucht.
Schakel de Shadow Drive weer in nadat het hydraulische
systeem is ontlucht.
Configuratie
De stuurautomaat moet worden geconfigureerd en afgesteld op
de dynamiek van uw boot. Gebruik voor de configuratie van de
stuurautomaat de Dockside Wizard en de Sea Trial Wizard op
de roerbediening of een compatibele Garmin kaartplotter.
LET OP
loslaten als u geen luchtbellen meer ziet