MENU →
(Instellingen) → [TC/UB-instellingen] → [TC Run].
1.
Rec Run:
Stelt de stapfunctie van de tijdcode in op oplopen uitsluitend tijdens het opnemen. De tijdcode
wordt opgenomen aansluitend op de laatste tijdcode van de vorige opname.
Free Run:
Stelt de stapfunctie van de tijdcode in op altijd oplopen, ongeacht de bediening van de camera.
De tijdcode wordt mogelijk niet aansluitend opgenomen in de volgende situaties, ondanks
dat de tijdcode oploopt in de functie [Rec Run].
Wanneer het opnameformaat is veranderd.
Wanneer het opnamemedium is verwijderd.
Selecteren hoe de tijdcode wordt opgenomen (TC Make)
MENU →
(Instellingen) → [TC/UB-instellingen] → [TC Make].
1.
Preset:
Neemt de nieuw ingestelde tijdcode op het opnamemedium op.
Regenerate:
Leest de laatste tijdcode van de vorige opname vanaf het opnamemedium en neemt de nieuwe
tijdcode aansluitend op de laatste tijdcode op. De tijdcode wordt gelezen vanaf de
geheugenkaart in gleuf 1 wanneer [Opnamemodus] is ingesteld op [Gelijkt. opname (
[Gelijkt. opn.(
/
bewegende beelden worden opgenomen wanneer [Opnamemodus] is ingesteld op [Standaard],
[Gelijkt. opname (
de functie [Rec Run] ongeacht de instelling van [TC Run].
[154] Bewegende beelden opnemen
TC/UB-weerg.schak.
Stelt u in staat om de tijdcode (TC) en gebruikersbit (UB) van de bewegende beelden in te
stellen door op de knop te drukken waaraan de functie [TC/UB-weerg.schak.] is toegewezen.
MENU →
1
→ wijs de functie [TC/UB-weerg.schak.] toe aan de gewenste knop.
Druk op de knop waaraan de functie [TC/UB-weerg.schak.] is toegewezen.
2
Elke keer wanneer u op de knop drukt, verandert de weergave op de monitor in de
volgorde: tijdteller voor het opnemen van bewegende beelden → tijdcode (TC) →
gebruikersbit (UB).
)]. De tijdcode wordt gelezen vanaf de geheugenkaart waarop de
)], [Sorter. (JPEG/RAW)] of [Sorter. (
(Camera- instellingen2) → [Eigen toets(opname)]/[Eigen toets(WG)]
/
)]. De tijdcode loopt op in
)] of