4. Gebruik
Om persoonlijke ongelukken en/of mate-
riële schade te voorkomen dient alleen
opgeleid personeel de hefbrug te bedienen.
Raak vertrouwd met de hefbrug bediening
na deze instructies te hebben doorgeno-
men, door de hefbrug een paar keer te
gebruiken alvorens een voertuig op de
hefbrug te plaatsen.
Gebruik altijd alle vier adapters om het
voertuig op te heffen. Hef NOOIT slechts
één kant, één hoek of één zijde van het
voertuig op.
Vergewis u ervan dat het onderstel van het
voertuig het gewicht kan dragen en dat het
bovenportaal of de sensor in contact komt
met het hoogste deel van het voertuig.
Risico op de dood in geval van een
storing of beschadigde onderdelen.
Schakel de kolomhefbrug uit. Om dit te
doen, zet u de hoofdschakelaar op "UIT" en
vergrendel deze met een hangslot.
Raadpleeg een bevoegde persoon.
Risico op letsel wanneer de last op
voorwerpen onder de hefbrug of het
voertuig wordt gezakt. Het voertuig kan
omkantelen.
Alvorens omlaag te brengen, verwijder alle
voorwerpen onder de hefbrug. Dit geldt in het
bijzonder voor chassisstandaards en extra
krikken.
Houd de hefbrug en het voertuig tijdens het
omhoog en omlaag brengen altijd in het oog.
Levensgevaar als belasting verkeerd
wordt verdeeld over beide heftafels. Het
voertuig kan omvallen.
Controleer of de aslasten en lastverdeling
overeenkomstig hoofdstuk 1.3 zijn.
Zet de last vast met chassisstandaards van
een gepaste grootte.
Zorg bij het werken met de kolomhefbrug
i
ervoor dat u de instructies genoemd in
hoofdstuk 2 volgt. Veiligheid.
4.1 Vóór het laden:
• Inspecteer de Hefbrug – Zie "Gebruiker Inspectie En
Onderhoud". Gebruik de hefbrug nooit als deze slecht
functioneert of gebroken of beschadigde onderdelen
bevat.
• De hefbrug moet volledig zijn gezakt en er mogen zich
geen personen in de serviceplaats bevinden voordat het
voertuig op de hefbrug wordt aangebracht.
• Draai de armen naar buiten in de volledige
doorrijdpositie.
• Zorg dat het gebied rond de hefbrug vrij van
gereedschap, vuil, smeer en olie is.
• Zorg dat de adapterkussens vrij van smeer en olie zijn.
• Laat geen onbevoegde personen op de werkplek toe
zolang de hefbrug in gebruik is.
• Gebruik geen enkel deel van de hefbrug als een kraan
of een drager voor een ander hefmechanisme (bijv. een
takelblok, etc.).
• Zet de noodstopschakelaar op positie "AAN", afb. 14.
Voor hefbruggen uit de E-serie dienen beide
noodstopschakelaars op "AAN" gezet te worden, afb. 13.
4.2 Laden:
• Sta geen onbevoegde of niet-opgeleide personen toe
om een voertuig op de hefbrug te plaatsen of de hefbrug
te bedienen.
• Rijd NIET over de armen.
• Overbelast de hefbrug niet. Zie capaciteitslabel op de
hefbrug.
• Gebruik ALLEEN adapterverlengingen die zijn
voorgeschreven door de fabrikant. Gebruik GEEN hout,
betonblokken of andere geïmproviseerde verlengers.
• Rijd het voertuig op de hefbrug met het linker voorwiel
op de juiste wieldetectieschijf, afb. 15. Plaats het
voertuig volgens het zwaartepunt, niet volgens de ruimte
voor open portieren.
• Controleer de staat van de hefpunten onder het voertuig.
• Draai de armen onder het voertuig en plaats de adapters
onder de volgens de fabrikant voorschreven liftpunten,
afb. 15. Stel de adapters in op de juiste hoogte zodat het
voertuig waterpas en gebalanceerd blijft.
18