Naaivoetdruk
De naaivoetdruk is vooraf ingesteld op de stan-
daardwaarde "2". In de meeste gevallen hoeft u
de naaivoetdruk niet aan te passen. Voor speciale
technieken of bij het naaien op zeer dunne of
dikke stof, kan het aanpassen van de druk het
resultaat verbeteren.
Verlaag bij zeer dunne stoffen de druk door de
knop linksom te draaien.
Let op: Als de knop te veel naar links wordt gedraaid,
kunt u de knop eraf draaien. Als dit gebeurt, plaatst
u de knop gewoon weer terug en draait u hem naar
rechts totdat hij vast blijft zitten.
Verhoog bij dikke stoffen de druk door de knop
naar rechts te draaien.
Let op: Als de knop naar rechts wordt gedraaid tot hij
stopt, is de maximale druk bereikt. Probeer de knop
niet verder te draaien!
Draadspanning
Om de draadspanning in te stellen, draait u aan
het wieltje bovenop de naaimachine. Afhanke-
lijk van de stof, tussenvulling, draad, enz., is het
mogelijk dat de draadspanning moet worden
aangepast.
Zorg er voor de mooiste en meest duurzame
steken voor dat de bovendraadspanning goed
is afgesteld. Bij algemeen naaien komen de dra-
den op gelijke afstand tussen de twee stoflagen
samen (A).
Als de onderdraad zichtbaar is op de boven-
kant van de stof, is de bovendraadspanning te
hoog (B). Verlaag de bovendraadspanning.
Als de bovendraad zichtbaar is op de onderkant
van de stof, is de bovendraadspanning te laag (C).
Verhoog de bovendraadspanning.
Voor decoratieve steken en knoopsgaten moet de
bovendraad zichtbaar zijn op de onderkant van
de stof.
Voer een paar testen uit op een proeflapje van
de stof die u gaat gebruiken en controleer de
spanning.
18
A
De juiste spanning
B
Spanning te hoog
C
Spanning te laag