Het apparaat installeren en configureren > Software installeren
3
4
Selecteer [Aangepast installeren].
Installeer de software
1
Selecteer het te installeren apparaat.
1
OPMERKING
• Het apparaat kan niet worden gedetecteerd, tenzij het is ingeschakeld. Als de
computer er niet in slaagt om het apparaat te detecteren, controleer dan of het is
aangesloten op de computer via een netwerk of USB-kabel en dat deze is
ingeschakeld en klik op
• Als het gewenste apparaat niet wordt weergegeven, druk dan op [Aangepast
apparaat toevoegen] om het apparaat rechtstreeks te selecteren.
2
Selecteer het te installeren stuurprogramma.
2
2
(Vernieuwen).
1
3
3-18