OPENEN/SLUITEN
4
Draai de noodsleutel linksom naar
de uitgangspositie.
5
Haal de noodsleutel uit het slot en
laat de deurgreep los zodat deze
tegen de deur rust.
– Trek aan de deurgreep en de deur
gaat open.
– Eenmaal in de cabine kunt u de rech-
terdeur openen met de ontgrende-
lingshendel aan de binnenkant.
De linkerdeur vergrendelen
Voer de stappen 1, 2, 4 en 5 uit voor
ontgrendeling uit, maar draai de noods-
leutel een kwartslag linksom in plaats
N
van rechtsom zoals getoond in stap (3).
OPMERKING: De rechterdeur blijft
in de vergrendelde of ontgrendel-
de toestand waarin het centrale
portiervergrendelingssysteem was
ingesteld vóór de storing in de sleu-
telhanger of het elektrische systeem
van het voertuig. U kunt dit niet
wijzigen totdat de centrale deurver-
grendeling weer volledig werkt.
14
N
Het voertuigalarm uitschakelen
OPMERKING: Het alarm wordt ge-
activeerd als u de deur ontgrendelt
en opent met de noodsleutel.
– Plaats de sleutelhanger in de uit-
sparing aan de achterzijde van het
opbergvak in de armsteun van de
middenconsole.
– Druk op de startknop.
– Het alarm wordt gedempt en is
uitgeschakeld.