04 COMPONENTEN
AFB.28
Lagerspeling van de stuurbuis instellen
1
Zorg ervoor dat de snelspanner is aangehaald en de
onderliggende schroef met de aangegeven 10 Nm is
aangedraaid.
2
Haal de onderste klemring aan met 3 Nm.
Meer informatie hierover kunt u vinden in de
handleiding van de componentenfabrikant. Deze
vindt u op ons downloadportaal (zie hoofdstuk 1.1.1
"Downloadportaal")
55
56
Stuurstang
De stuurstang vertaalt de stuurbeweging van het stuur naar
het voorwiel. Via een kogelscharnier en een draaischarnier is
het met de boom aan de stuurbuis en de boom aan de vork
verbonden.
→
→
Spoorinstelling
Het spoor van het voorwiel is bij levering correct ingesteld.
4.1.5
Als het spoor in de loop van de tijd verandert, moet het spoor
opnieuw worden afgesteld.
Een spoorverstelling is aanwezig als de boom A met recht
uitgelijnd stuur L en recht voorwiel niet meer in een hoek van
90° ten opzichte van het frame staat, zoals in afb. 29.
De volgende regel moet in acht worden genomen:
WAARSCHUWING! Gevaar voor vallen en letsel
Bij de stuurstang gaat het om een veiligheidsrele-
vant onderdeel. Beschadigingen of losse verbindin-
gen kunnen tot zware valpartijen en verwondingen
leiden.
Controleer voor elke rit de bouten en moeren aan
de stuurstang.
Bij klapperen of wiebelen van de stuurstang mag u
de rit niet voortzetten.
Laat de instellingen aan de stuurstang eventueel
door een vakman uitvoeren.
Staat de arm bij correct uitgelijnd stuur niet in een
hoek van 90° ten opzichte van het frame, maar iets in
de richting van het achterwiel, dan moeten de
oogbouten aan de stuurstang er iets in gedraaid
worden.
Als de boom iets in de richting van het voorwiel staat,
moet de stuurstang worden verlengd door de oogbou-
ten er iets uit te draaien.
04 COMPONENTEN
4.2
4.2.1