Aanvullende gebruikershandleiding PROFINET
Diagnosetelegrammen
0 0
1 0 1 1 0 0 0 0
0
0
0
0
0
user_data
Tab. 44: User_Data
Volgnummer
1
11
72
Het apparaat stelt op basis van de PROFIBUS
[Get_Sl_Diag] beschikbaar. De diagnosegegevens bestaan uit
standaard diagnose-informatie (6-bytes volgens PROFIBUS
norm) en eventueel apparaatspecifieke diagnosegegevens. Voor
de apparaatspecifieke diagnosegegevens, kunnen maximaal 63
bytes worden ingevoegd. Hiervan zijn de eerste 4 bytes gespecifi‐
ceerd in de PROFIBUS
De byte sign_len als volgt coderen:
Lengte van de status-DU inclusief headerbyte: 04..63
Kenmerk "Apparaatgerelateerde diagnose": 00 constant
De byte status_type als volgt coderen:
Status-type: 48 (fabrikantspecifiek)
Kenmerk "Status": 1 constant
De byte slot_ number als volgt coderen:
0
0
0
Slot-nummer: 0 (omdat alleen slot 0 wordt gebruikt)
De byte specifier als volgt coderen:
0 0
Status-specificatie: 00 constant
Gereserveerd
Daarna blijven nog 59 vrij beschikbare bytes over (user_data):
Via de user_data-velden worden fouten gesignaleerd.
De user_data-velden zijn in blokken van elk 3 bytes samengevat
en moeten als volgt worden geïnterpreteerd:
1 - Diensten
2 - Type fout
3 - Type gegevenstoegang (lezen/schrijven)
Zo kunnen maximaal 19 foutmeldingen worden gesignaleerd.
Naam
Status
Start/Stop
®
-norm:
®
Verklaring
- zie tabel "Data-objecten DULCO
flex Control DFXa"
Komt overeen met start-/stop‐
schakelaar;
Is start/stop = 0, wordt de pomp
gestopt
®
-norm de dienst
®
-