INSTAllATIe
Ingebruikname
van de kamersensor K lager worden ingesteld dan bij de zuivere
kamertemperatuurregeling (K=20). De volgende afbeelding toont
de werkwijze van de regeling met ingestelde factor K=10 (ruim-
te-invloed) en een stooklijn S=1,2.
Kamertemperatuurregeling met weersinvloed
Deze regelingswijze biedt twee belangrijke voordelen:
Foutief ingestelde stooklijnen worden gecorrigeerd door de ka-
mersensorinvloed K, door de kleinere factor K werkt de regeling
stabieler.
Bij alle regelingen met kamersensorinvloed moet echter op het
volgende worden gelet:
- De kamersensor moet de kamertemperatuur exact
registreren.
- Open deuren en vensters hebben een grote invloed op het
regelresultaat.
- De radiatorkranen in de regelkamer moeten altijd volledig
geopend zijn.
- De temperatuur in de regelkamer is bepalend voor het volle-
dige verwarmingscircuit.
Als de kamertemperatuur ook bij het regelcircuit moet worden
betrokken, moet de invloed van de kamersensor worden ingesteld
op een waarde > 0.
90
80
70
1
60
1
50
1
40
30
20
10
Y
0
X 1
17
18
19
20
21
22
23 24
Y
Aanvoertemperatuur [°C]
X 1 Kamertemperatuur [°C]
X 2 Buitentemperatuur [°C]
1
Ruimtesensorinvloed bij K = 10 en S = 1,2 en regelafwij-
king +/- 2 K
2
Stooklijn S = 1,2
3
Weersafhankelijke nominale aanvoerwaarde b
- 10 °C
4
Weersafhankelijke nominale aanvoerwaarde b
5
Weersafhankelijke nominale aanvoerwaarde b
+10 °C
23
GRENS VERW
Werkingsgebied voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur onder de ingestelde onderste wer-
kingsgrens voor de verwarming wordt de warmtepomp uitge-
schakeld.
De aanvullende verwarming is alleen voor de verwarming ver-
antwoordelijk.
www.stiebel-eltron.com
3
4
2
5
Y
X 2
-5
-10 -15
25
20
15
10
5
0
j ϕA =
i
j ϕA = 0 °C
i
j ϕA =
i
24
BIVALENT VERW
Bivalentietemperatuur van de warmtepomp voor de verwar-
mingswerking
Onder deze buitentemperatuur schakelt de elektrische aanvullen-
de verwarming voor de verwarmingswerking belastingsafhanke-
lijk bij.
25
GRENS WW
Werkingsgebied voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur onder de ingestelde onderste wer-
kingsgrens voor de warmwaterbereiding wordt de warmtepomp
uitgeschakeld.
De aanvullende verwarming is alleen voor de warmwaterberei-
ding verantwoordelijk.
26
BIVALENT WW
Bivalentietemperatuur van de warmtepomp voor de warmwa-
terwerking
Onder deze buitentemperatuur schakelt de elektrische aanvullen-
de verwarming voor de warmwaterbereiding belastingsafhan-
kelijk bij.
27
WW-ECO
Leerfunctie warm water
Instelling UIT
Tijdens de warmwaterbereiding wordt de warmwatertemperatuur
automatisch aangepast (zelfleereffect).
Zodra tijdens de warmwaterwerking de warmtepomp via de
HD-sensor of de heetgastemperatuur (130 °C) wordt uitgeschakeld,
wordt de elektrische aanvullende verwarming als naverwarmtrap
bijgeschakeld. Als in deze werkwijze de aanvoertemperatuur van
70 °C wordt bereikt, wordt de warmwaterlading beëindigd en
wordt de nominale warmwatertemperatuur overschreven door
de momentele reële warmwatertemperatuur.
-20
Instelling AAN
Zodra de warmtepomp tijdens warmwaterwerking door de
HD-sensor of de heetgastemperatuur (130 °C) wordt uitgescha-
keld, wordt de warmwaterlading beëindigd en wordt de nominale
warmwatertemperatuur overschreven door de momentele reële
warmwatertemperatuur. Deze werkwijze spaart energie, omdat
het warme water uitsluitend met de warmtepomp wordt bereid.
28
WW-HYSTERESE
Hier wordt de schakelhysterese bij warmwaterwerking gedefi-
nieerd.
- Inschakelen van de WW-bereiding bij nominale WW-waarde
min hysterese.
29
WW-CORRECTIE
De warmwatertemperatuur wordt in het onderste derde van de
boiler gemeten. De uitlooptemperatuur van het warm water ligt
ca. 3 K hoger dan de gemeten temperatuur. Deze afwijking wordt
gecorrigeerd en kan indien nodig worden gekalibreerd.
WPF basic |
39