INSTAllATIe
Storingen verhelpen
13. Storingen verhelpen
13.1 Storingsindicaties op het display
Storingen die in de installatie of in de warmtepomp optreden,
worden aangegeven op het display. Bij de installatiemenupunten
Inbedrijfname en Info Temp kunnen alle vereiste parameters wor-
den afgelezen die vereist zijn voor de omvangrijke installatieana-
lyse. Voor de foutopsporing moeten alle beschikbare parameters
worden geanalyseerd voor de schakelkast van de warmtepomp
wordt geopend.
Als de veiligheidstemperatuurbegrenzer van de elektrische aan-
vullende verwarming gewerkt heeft, wordt dit niet door de rege-
laar aangegeven. De veiligheidstemperatuurbegrenzer kan door
de installateur worden gereset door op de resetknop te drukken.
De oorzaak voor het aanspreken van de veiligheidstemperatuur-
begrenzer is meestal lucht in het verwarmingscircuit of een te
gering verwarmingsdebiet.
f Controleer het verwarmingsdebiet en ontlucht de
f
verwarmingsinstallatie.
13.1.1 Warmtepompspecifieke storing of hardwarestoring
Alle storingen worden op het display weergegeven.
Voorbeeld: Hogedrukstoring
HOGEDRUK
1
1 Storingsmelding (knipperend)
Bij alle optredende storingen schakelt de warmtepomp uit. De
stilstandtijd wordt ingesteld en tot aan Pers GAS MAX WOR den
alle storingen in de storingslijst geschreven.
13.1.2 Voelerbreuk = sensorfout
VOELERBREUK
1
1 Storingsmelding (knipperend)
Aanwijzing
De foutcode heeft betrekking op temperatuursensoren
die onder het installatiemenupunt Info. temperaturen
kunnen worden opgevraagd. In geval van een storing
worden de fouten niet opgenomen in de storingslijst. De
installatie wordt niet uitgeschakeld. Nadat de storing is
verholpen, wordt de weergave op het display onmiddel-
lijk gedoofd.
Houd rekening met de lijst bij de installatieparameter Info tem-
peraturen.
44
| WPF basic
Sensor
Buitentemperatuur
Afstandsbediening
Reële warmwatertemperatuur
Reële WP-retourtemperatuur (H1)
Reële mengklepaanvoertemperatuur (H2)
Reële WP-aanvoertemperatuur
Reële bronaanvoertemperatuur
HD-sensor
ND-sensor
13.1.3 Foutmelding met DCO actief
In combinatie met de datacommunicatie-controller DCO actief
worden bij de hierboven vermelde sensorfouten de foutcodes (E75
tot E130) via SMS naar een geautoriseerde ontvanger gestuurd.
Bovendien worden volgende foutcodes via SMS verstuurd:
Magneetschakelaar kleeft
Geen vermogen
Lage druk
Hoge druk
HD-sensor max
13.1.4 Brinedruk controleren
f Controleer de brinedruk, wanneer de warmtepomp langer dan
f
drie uur geblokkeerd is (stand-byonderdeel knippert [ ]).
f Controleer de brineleiding op lekkages.
f
f Verhelp evt. lekkages.
f
f Vul de installatie (zie hoofdstuk "Installatie/montage/installa-
f
tie van de warmtebroninstallatie/aansluiting en brinevulling/
brinecircuit vullen").
13.1.5 Warmtepomp werk niet
Warmtepomp staat in stand-by [ ]
Oplossing: Omschakelen naar automatische werking
Blokkeertijd actief; stand-bysymbool knippert [ ]
Oplossing: Wachten, na het verstrijken van de blokkeertijd start
de warmtepomp automatisch opnieuw.
Er is geen warmteaanvraag
Oplossing: Installatieparameter Info Temp. Temperatuurcontrole,
vergelijking nominale en reële waarden
Eventueel verkeerde zekering
Oplossing: zie technische gegevens
Aanwijzing
De warmtepomp kan pas weer worden gestart als de
fout verholpen is en een reset van de warmtepomp werd
uitgevoerd (parameter Reset-WP).
Andere parameters voor de installatieanalyse:
Directe start:
Controle van de warmtepomp-compressor door directe start
Relaistest:
Relaistest van alle relais in de WPMiw
Storingscode
E 75
E 80
E 76
E 73
E 70
E 72
E 71
E 130
E 128
E 20
E 21
E 22
E 23
E 24
www.stiebel-eltron.com