4.1 Voorwaarden voor de configuratie van de hardware
Het apparaat dient met inachtneming van de volgende voorwaarden te worden
gebruikt:
4.1.1 Productonafhankelijke verplichtingen
De veiligheidstechnische vereisten van de betreffende applicatie moeten
overeenkomen met de hier vermelde basisvereisten�
De technische gegevens vermeld in deze handleiding moeten
worden aangehouden� Bij alle extern op het systeem aangesloten
veiligheidsstroomkringen moet het ruststroomprincipe worden aangehouden�
Door administratieve maatregelen moet in het gebruik de volgende punten
gewaarborgd worden:
• De in het bedrijf zijnde apparaten van het type "Veilige stilstandmonitor",
DA101S moeten binnen een tijdspanne van maximaal 6 maanden
(intermitterend bedrijf) een inschakelingsproces (zelftest) uitvoeren�
De zelftest volgt nadat de voedingsspanning is ingeschakeld�
(→ 7.2 Voedingsspanning)
• De veiligheidsrelevante relaiscontacten met de juiste zekering van 3,6 A als
kortsluitings- / overbelastingsbeveiliging beschermd worden�
(→ 7.6 Schakeluitgangen 13-14 en 23-24)
4.1.2 Productafhankelijke verplichtingen
Bij fouten binnen het apparaat die de als veilig gedefinieerde toestand activeren,
dient het apparaat te worden vervangen�
Een defect apparaat dient naar de fabrikant te worden teruggestuurd�
NL
7