instAllAtie
elektrische aansluiting
f Ontlucht het buizenstelsel door aan de grijze dop op het ont-
luchtingsventiel te draaien.
f Sluit het ontluchtingsventiel na het ontluchten.
Handontluchting
1
1 Handontluchting
f Ontlucht het buizenstelsel door de ontluchting te bedienen.
f Sluit het ontluchtingsventiel na het ontluchten.
11. Elektrische aansluiting
Aanwijzing
Houd rekening met de bedienings- en installatiehandlei-
ding van warmtepompmanager WPM.
Aansluitwerkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden door
een erkende vakman conform deze handleiding.
De verklaring van goedkeuring van de bevoegde energiemaat-
schappij moet beschikbaar zijn om het toestel te kunnen aan-
sluiten.
11.1 Aansluitgedeelte
WAARSCHUWING elektrische schok
Schakel het toestel voor werkzaamheden aan de aan-
sluitingen spanningsvrij.
Aanwijzing
De lekstroom van dit toestel kan > 3,5 mA zijn.
Aangezien het toestel op de huisinstallatie is aangesloten,
worden bij een verschilstroommeting de lekstroom van
het toestel en de foutstromen van de installatie samen
geregistreerd.
f Bereken het aandeel van de lekstroom van het toe-
stel en de foutstromen aan de hand van het meetre-
sultaat.
f Let daarbij op de plaatselijke en toestelspecifieke
omstandigheden die op de meetlocatie aanwezig
zijn, alsmede eventuele isolatiefouten of andere in-
vloedsfactoren.
Aanwijzing
De aansluitklemmen zitten op het aansluitpaneel in het
toestel.
f Neem de aanwijzingen in het hoofdstuk "Voorbereidingen/
elektrische installatie" in acht.
f Gebruik elektriciteitskabels die voldoen aan de voorschriften.
www.stiebel-eltron.com
Toegang tot het aansluitgedeelte
f Neem de frontkap van het toestel af (zie hoofdstuk "Toestel-
bekleding monteren").
f Demonteer de afdekplaat vóór het aansluitpaneel (zie hoofd-
stuk "Toestelbekleding monteren").
1 Kabelkanaal
f Voer de elektrische aansluitkabels achterlangs door de ope-
ningen naar het aansluitpaneel.
f Voer de elektrische aansluitkabels voor de laagspanning ach-
ter het aansluitpaneel naar links.
f Controleer de goede werking van de trekontlastingen.
11.1.1 Compressor en elektrische nood-/bijverwarming
f Sluit de voeding van de elektrische nood-/bijverwarming aan
op aansluitklem XD01, wanneer u de volgende functies van
het toestel wilt gebruiken:
toestelfunctie
Werking van de elektrische nood-/bijver-
warming
Mono-energetisch
De elektrische nood-/bijverwarming waarborgt de ver-
bedrijf
warmingsmodus en genereert hogere warmwatertem-
peraturen, wanneer het bivalentiepunt te laag is.
Noodwerking
Wanneer de warmtepomp bij een storing uitvalt, wordt
het verwarmingsvermogen overgenomen door de elek-
trische nood-/bijverwarming.
Opwarmprogramma
Bij retourtemperaturen van < 25 °C moet de vloer-
(alleen bij vloerver-
droogfunctie uitgevoerd worden door de elektrische
warmingen)
nood-/bijverwarming.
De vloerdroogfunctie mag bij deze lage systeemtempe-
raturen niet door de warmtepomp uitgevoerd worden,
omdat tijdens de ontdooicyclus de vorstbeveiliging van
het toestel dan niet meer kan worden gegarandeerd.
Na beëindiging van het opwarmprogramma kunt u de
elektrische nood-/bijverwarming loskoppelen, wanneer
deze niet nodig is voor de werking van het toestel.
Let erop dat het noodbedrijf niet in het opwarmpro-
gramma uitgevoerd kan worden.
Antilegionellascha-
De elektrische nood-/bijverwarming wordt bij de geac-
keling
tiveerde antilegionellaschakeling automatisch gestart
om het water ter bescherming tegen legionella regel-
matig tot een temperatuur van 60 °C te verwarmen.
U kunt kiezen tussen twee aansluitmogelijkheden. De compres-
soraansluiting blijft éénfase.
Aansluitmogelijkheid
Aansluittype
A
gescheiden aansluiting voor compressor en
nood-/bijverwarming
B
Aansluiting voor compressor en nood-/bijver-
warming met 5-aderige kabel
WPL ICS classic | WPL IKCS classic |
1
17