BedieninG
toestelbeschrijving
3.
Toestelbeschrijving
Het toestel is een verwarmingswarmtepomp die als lucht-wa-
ter-warmtepomp werkt. Het toestel onttrekt op een laag
temperatuurniveau warmte aan de buitenlucht en geeft
deze op een hoger temperatuurniveau aan het cv-water af.
Het cv-water kan tot een aanvoertemperatuur van 60 °C worden
opgewarmd.
Het toestel beschikt over een elektrische nood-/bijverwarming
(NHZ). Om de verwarmingsfunctie en de beschikbaarheid van
warm water met een hoge temperatuur te waarborgen, wordt tij-
dens de monovalente werking de elektrische nood-/bijverwarming
als noodverwarming geactiveerd, wanneer het bivalentiepunt niet
wordt gehaald. In de mono-energetische werking wordt in een
dergelijk geval de elektrische nood-/bijverwarming lastafhankelijk
vanaf het bivalentiepunt als bijverwarming geactiveerd.
Overige eigenschappen
- Geschikt voor vloerverwarming en radiatorverwarming
- Bij voorkeur voor lagetemperatuurverwarming
- Haalt uit de buitenlucht zelfs nog warmte bij een buitentem-
peratuur van -20 °C
- Tegen corrosie beschermde, buitenste bekledingsdelen van
thermisch verzinkte staalplaat, bovendien gemoffeld
- Bevat alle componenten die voor de werking nodig zijn, als-
mede veiligheidstechnische inrichtingen
- Bevat niet-brandbaar veiligheidskoudemiddel
3.1
Werkwijze
3.1.1 Verwarmen
Met de warmtewisselaar aan de luchtzijde (verdamper) wordt
warmte onttrokken aan de buitenlucht. Het verdampte koude-
middel wordt met een compressor gecomprimeerd. Daarvoor is
elektrische energie vereist. Het koudemiddel heeft nu een hogere
temperatuur. Een tweede warmtewisselaar (condensor) geeft de
warmte af aan het verwarmingscircuit. Daarna wordt de druk van
het koudemiddel lager en begint het proces van voren af aan.
Bij lagere luchttemperaturen dan ca. +7 °C slaat de luchtvoch-
tigheid als rijp op de verdamperlamellen neer. Deze rijpaanslag
wordt automatisch ontdooid. Het daarbij optredende water wordt
in de condensbak opgevangen en via een slang afgevoerd.
Materiële schade
Tijdens de ontdooifase schakelt de ventilator uit en wordt
de warmtepompkring omgekeerd. De voor het ontdooien
benodigde warmte wordt uit het buffervat gehaald. Bij
werking zonder buffervat moet u rekening houden met
het hoofdstuk "Menu/menubeschrijving/INSTELLINGEN/
VERWARMEN/BASISINSTELLING/BUFFERWERKING" in de
ingebruiknamehandleiding van de WPM. Anders kan de
warmtepomp onder ongunstige omstandigheden bescha-
digd raken.
Aan het einde van de ontdooifase schakelt de warmtepomp auto-
matisch terug naar de verwarmingsmodus.
www.stiebel-eltron.com
Materiële schade
Bij bivalente werking kan de warmtepomp worden door-
stroomd door het retourwater van de tweede warmteop-
wekker. Houd er rekening mee dat de retourtemperatuur
maximaal 60 °C mag zijn.
3.1.2 Koelen
Materiële schade
De warmtepomp is niet geschikt voor continue koelwer-
king het hele jaar door.
f Houd rekening met het werkingsgebied (zie hoofd-
stuk "Technische gegevens/gegevenstabel").
Materiële schade
Als de dauwpunttemperatuur niet bereikt wordt, kan in
het koelbedrijf condensaat gevormd worden.
f Voorkom condensaatvorming door geschikte maat-
regelen.
De ruimten worden gekoeld door omkering van het warmtepomp-
circuit. Aan het cv-water wordt warmte onttrokken. De verdamper
geeft deze warmte af aan de buitenlucht.
Bij oppervlakte- en ventilatorkoeling is het noodzakelijk om een
afstandsbediening FET te installeren, zodat de meting van de rela-
tieve vochtigheid en van de kamertemperatuur om het dauwpunt
te bewaken, mogelijk is in een referentieruimte.
Bij de ventilatorkoeling is bovendien de installatie van een buf-
fervat vereist.
Werkingsgebied voor de warmtepomp
Bij een buitentemperatuur onder de ingestelde onderste wer-
kingsgrens voor de koeling (parameter GRENS KOELEN) wordt de
warmtepomp uitgeschakeld.
4.
Instellingen
De bediening gebeurt uitsluitend met de warmtepompmanager
WPM.
f Houd rekening met de bedienings- en ingebruiknamehand-
leiding van de warmtepompmanager.
WPL ICS classic | WPL IKCS classic |
5