- stabiliseer deze druk op de afstellingswaarde die voor de regelaar is bepaald;
- steek de refentiepin 2 in de inkeping en druk de knop 1 volledig in;
- deblokkeer het blokkeersysteem via de voorziene hendel;
- houd de knop 1 ingedrukt en:
•) voor veiligheidsvoorzieningen die in werking treden bij maximale druk: verhoog de hulpdruk langzaam en controleer de
interventiewaarde. Indien nodig verhoogt u de interventiewaarde door de regelknop 14 rechtsom te draaien; draai in de
andere richting om de interventiewaarde te verminderen.
•) Voor veiligheidsvoorzieningen die voorzien zijn om de druk te verhogen en te verminderen: verhoog de hulpdruk
langzaam en noteer de interventiewaarde. Breng de druk opnieuw op de afstellingswaarde van de regelaar en voer
de handeling uit om de blokkering te deblokkeren. Controleer de interventie voor drukverlaging door de hulpdruk
langzaam te verminderen. Indien nodig moet u de interventiewaarden voor druktoename of drukafname verhogen
door respectievelijk de knoppen 14 of 15 rechtsom te draaien. Draai in de andere richting om de interventiewaarden te
verminderen;
- controleer de goede werking door de interventies minstens 2-3 maal te herhalen.
B) Voor systemen zonder "push"-klep (afb. 24) is het aanbevolen om de besturingskop apart aan te sluiten op een
gecontroleerde hulpdruk en de hierna beschreven handelingen te herhalen.
Op het einde van de handeling moet u de besturingskop opnieuw op de drukaansluiting erna aansluiten.
N.B.: Het is aanbevolen om de interventieproeven minstens iedere 6 maanden te herhalen.
Op het einde van de handelingen voor controle van de blokkering handelt u als volgt.
1) Controleer of de blokkering in sluitpositie is.
2) Open de afsluitklep op de inlaat V1 zeer langzaam.
3) Deblokkeer de blokkeerklep zeer langzaam door de voorziene hendel te bedienen. In geval van veiligheidsvoorzieningen
voor enkel de maximale druk blijft de blokkering op het einde van de handeling spontaan in positie voor het openen vast
staan. Bij veiligheidsvoorzieningen voor druktoename en -afname houdt u de hendel omhooh en verhoogt u de druk op
de uitlaat tot de gewenste afstellingswaarde van de regelaar. Nu kan de hendel worden losgelaten en blijft de blokkering
in positie om te openen.
4) Open de aflaatklep 6 gedeeltelijk.
5) Verhoof de afstelling van de besturing 3 volledig door de stelschroef 10 rechtsom te draaien en controleer of de
serviceregelaar 1 in positie volledig open is door de positie van de indicator van de loop via het kijkgat te controleren.
6) Controleer of de afstelling van de besturing 10 overeenkomt met de vooraf gekozen werkafstelling van de monitor, pas
eventueel aan de gewenste waarde aan.
7) Verminder de afstelling van de besturing 3 tot de vooraf gekozen werkwaarde van de serviceregelaar.
8) Controleer of de monitor REFLUX 819/FO zich in de stand volledig open stelt door de positie van de indicator van de loop
via het kijkgat te controleren.
9) Sluit de afvoerkraan 6 en controleer of de druk erna na een toenamefase zich stabiliseert op een waarde die net iets
hoger is dan de specifieke sluitwaarde van het geheel besturing/monitor. Als dit niet het geval is, moet u de oorzaken
wegnemen die het interne verlies doen ontstaan.
10) Controleer de dichting van alle verbindingen tussen de afsluitkleppen V1 en V2 met een schuimvormend middel.
11) Open de afsluitklep erna V2 zeer langzaam, zodat het gas volledig in de leiding kan gaan. Indien de druk in de leiding aan
het begin van deze handeling veel lager dan de afstellingsdruk is, dan is het aangeraden om het openen van deze klep in
meerdere stappen uit te voeren, teneinde de waarde van het maximale debiet van de installatie niet te overschrijden.
12) Het is aangeraden om te controleren of het debiet van de lijn stopt wanneer u de blokkeerklep handmatig bedient.
TECHNISCHE HANDLEIDING MT103
AANDACHT
34