Inbedrijfstelling
Motorwerking testen
1.
Start de motor bij een laag toerental (100 tot
200 tpm). Als de motor niet draait, moet u de
installatie, algemene programmering en de
motorgegevens controleren.
2.
Controleer of de startfunctie in 1-70 PM Start
Mode geschikt is voor de vereisten van de
toepassing.
Rotordetectie
Deze functie is de aanbevolen optie voor toepassingen
waarbij de motor start vanuit stilstand, zoals bij pompen of
5
5
transportbanden. Bij sommige motoren is een geluid
hoorbaar wanneer de meetpuls wordt verzonden. Dit is
niet schadelijk voor de motor.
Parkeren
Deze functie is de aanbevolen optie voor toepassingen
waarbij de motor met laag toerental draait, zoals bij
windmilling in ventilatortoepassingen. 2-06 Parking Current
en 2-07 Parking Time kunnen worden gewijzigd. Verhoog
de fabrieksinstelling van deze parameters voor toepas-
singen met hoge massatraagheid.
Start de motor op het nominale toerental. Controleer de
+
VVC
PM-instellingen als de toepassing niet goed werkt.
Zie Tabel 5.6 voor aanbevelingen voor diverse toepas-
singen.
Toepassing
Toepassing met lage
massatraagheid
I
/I
<5
Load
Motor
Toepassing met lage
massatraagheid
50 > I
/I
Load
Motor
Toepassingen met hoge
massatraagheid
I
/I
>50
Load
Motor
Hoge belasting bij laag
toerental
<30% (nominaal toerental)
Tabel 5.6 Aanbevelingen voor diverse toepassingen
28
Instellingen
1-17 Filtertijdconstante spanning
moet worden verhoogd met een
factor 5 tot 10
1-14 Verst. demping moet worden
gereduceerd
1-66 Min. stroom bij lage snelh. moet
worden gereduceerd (<100%)
Handhaaf de berekende waarden
>5
1-14 Verst. demping, 1-15 Low Speed
Filter Time Const. en 1-16 High Speed
Filter Time Const. moeten worden
verhoogd
1-17 Filtertijdconstante spanning
moet worden verhoogd
1-66 Min. stroom bij lage snelh. moet
worden verhoogd (>100%
gedurende langere tijd kan leiden
tot oververhitting van de motor)
Danfoss A/S © Rev. 11/06/2014 Alle rechten voorbehouden.
Bedieningshandleiding
Verhoog 1-14 Verst. demping wanneer de motor bij een
bepaald toerental gaat oscilleren. Verhoog de waarde in
kleine stappen. Een goede waarde voor deze parameter
kan 10% of 100% hoger liggen dan de standaardwaarde;
dit hangt af van de motor.
Het startkoppel kan worden gewijzigd in 1-66 Min. stroom
bij lage snelh.. 100% geeft het nominale koppel als
startkoppel.
5.4.5 Automatische energieoptimalisatie
(AEO)
LET OP
AEO is niet relevant voor permanentmagneetmotoren.
Automatische energieoptimalisatie (AEO) is een procedure
die de spanning naar de motor minimaliseert, waardoor
energieverbruik, warmte en geluid worden verminderd.
Om AEO te activeren, stelt u parameter 1-03 Koppelkarakte-
ristiek in op [2] Auto Energie Optim. CT of [3] Auto Energie
Optim. VT.
5.4.6 Automatische aanpassing
motorgegevens (AMA)
LET OP
AMA is niet relevant voor PM-motoren.
Automatische aanpassing motorgegevens (AMA) is een
procedure die de compatibiliteit tussen de frequentieom-
vormer en de motor optimaliseert.
•
•
•
De frequentieomvormer stelt een wiskundig
model van de motor op voor het regelen van de
uitgangsstroom van de motor. De procedure test
tevens de ingangsfasebalans van het elektrisch
vermogen. Hierbij worden de motorgegevens
vergeleken met de ingevoerde gegevens in
parameter 1-20 tot 1-25.
Tijdens het uitvoeren van de AMA draait de
motoras niet en wordt geen schade toegebracht
aan de motor.
Bij sommige motoren kan geen volledige versie
van de test worden uitgevoerd. In dat geval
selecteert u [2] Beperkte AMA insch.
MG11AK10