Temperatuurbediening.
2. Regel de temperatuur door:
de bediening naar de gewenste tempera-
•
tuur te slepen, of
−
op
+
/
te drukken om de temperatuur in
•
stapjes te verhogen/verlagen.
> De temperatuur wordt aangepast, waarna
de knop de ingestelde temperatuur aan-
geeft.
N.B.
Het is niet mogelijk om het opwarmen/afkoe-
len te versnellen door een hogere/lagere
temperatuur te kiezen dan die eigenlijk
gewenst is.
Bij 2-zoneregeling ook achterin.
3
Gerelateerde informatie
Klimaatregelingsbediening (p. 213)
•
Temperatuur synchroniseren
De temperatuur in de verschillende klimaatzones
van de auto is te synchroniseren met de inge-
stelde temperatuur voor de bestuurderszijde.
Synchronisatieknop op temperatuurregeling bestuur-
derszone.
1. Druk op de temperatuurknop voor de
bestuurderszone in het klimaatveld op het
middendisplay om de regeling te openen.
2. Druk op
Temperatuur synchroniseren
> De temperatuurinstelling voor alle klimaat-
zones van de auto wordt gesynchroni-
seerd met de ingestelde temperatuur voor
de bestuurderszone en naast de tempera-
tuurknop staat het synchronisatiesymbool.
De synchronisatie stopt wanneer u nogmaals op
Temperatuur synchroniseren
KLIMAAT
.
drukt of wan-
}}
225