Inhoudsopgave
Advertenties
Beschikbare talen
Beschikbare talen
8
Gebruik
Gebruik de afstandsbediening en, indien beschikbaar, de schermtoetsen of het aanraakscherm om het ca-
merasysteem te bedienen en af te stellen (zie Afstandsbediening).
Volg de aanwijzingen van de schermfabrikant op.
INSTRUCTIE
8.1
Het camerasysteem inschakelen
1.
Zorg ervoor dat de monitor ingeschakeld is.
POWER
2. Druk op de
Het camerasysteem wordt ingeschakeld.
8.2
Het camerasysteem kalibreren
WAARSCHUWING! Gevaar voor de gezondheid
Zorg ervoor dat alle gebieden rondom het voertuig door het videosysteem worden weergegeven.
Dode hoeken vormen een veiligheidsrisico.
INSTRUCTIE
Zorg dat er geen sterke schaduw op de kalibratiematten valt.
Zorg voor een gelijkmatige verlichting, bij voorkeur bij daglicht.
2 kalibratiematten moeten volledig zichtbaar zijn in elke camera. Gebruik de 4 getoonde fish-
eye views voor oriëntatie.
1.
Bevestig de kalibratiematten op elke hoek van het voertuig.
afb.
op pagina 12
2. Breng indien nodig gekleurde tape aan rond het voertuig op een afstand van 10 cm.
INSTRUCTIE De tape helpt bij het fijnafstemmen van de breedte en lengte van de afbeeldin-
gen van het voertuig.
3. Schakel het contact van het voertuig in om het camerasysteem te activeren.
4. Stel het camerasysteem in en configureer dit.
Volg de instructies in de configuratiehandleiding (zie
54
Het is mogelijk dat het scherm minder knoppen hee dan de afstandsbediening. Bij
de toetsen aan het scherm zijn er minder opties voor de bediening en afstelling van het
camerasysteem.
Bij het openen en afstellen van de instellingen kan het een paar seconden duren voor-
dat het camerasysteem laadt en de instellingen uitvoert.
-toets van de afstandsbediening.
Bijbehorende
documenten).
Advertenties
Inhoudsopgave
