7.7.7
Gewenste retourtemperatuur voor soort
circuit retourverhoging instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Gew. teruglooptemp.
–
Met deze functie kunt u de gewenste retourtemperatuur
voor het soort circuit retourverhoging instellen.
7.7.8
Minimale gewenste aanvoerwaarde koelen
instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Min voorl gew wa koel
–
Als een warmtepomp aangesloten is en de functie Koe-
len mogelijk voor het CV-circuit geactiveerd is, dan kunt
u de gewenste aanvoerwaarde voor de functie Koelen
mogelijk instellen.
De thermostaat regelt het CV-circuit op de minimaal ge-
wenste aanvoerwaarde koelen, ook al heeft de gebruiker de
gewenste temperatuur voor het koelen lager ingesteld.
7.7.9
Werkelijke temperatuur aflezen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Werk. temp.
–
Met deze functie kunt u de werkelijke temperatuur van
het CV-circuit aflezen.
7.7.10 Temperatuurverhoging instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Temp. verhoging
–
Met deze functie kunt u de temperatuurverhoging instel-
len. De temperatuurverhoging verhoogt de actuele ge-
wenste temperatuur van het CV-circuit met de ingestelde
waarde.
De functie maakt bij mengcircuits met vaste bijmenging mo-
gelijk, dat in de verwarmmodus de gewenste temperatuur
bereikt kan worden, hoewel de vaste bijmenging de tempera-
tuur van het mengcircuit sterk verlaagt.
De functie maakt bovendien een optimaal regelbereik voor
het gebruik van de mengklep mogelijk. Een stabiel gebruik is
alleen mogelijk als de mengklep slechts zelden tot tegen de
aanslag moet lopen. Daardoor wordt een hogere regelkwali-
teit gegarandeerd.
7.7.11 Temperatuurgrens voor deactivering van
het CV-circuit instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → BT-uitschakelgrens
–
Met deze functie kunt u de temperatuurgrens instellen.
Als de buitentemperatuur hoger is dan de ingestelde
uitschakelgrens, dan deactiveert de thermostaat de CV-
functie.
7.7.12 Minimale aanvoertemperatuur voor CV-
circuit instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Min. tempratuur
–
Met deze functie kunt u een minimumwaarde voor de
aanvoertemperatuur in de verwarmingsmodus voor elk
CV-circuit aangeven die bij de regeling niet onderschre-
den mag worden. De thermostaat vergelijkt de berekende
0020255078_00 multiMATIC Installatiehandleiding
Bedienings- en weergavefuncties 7
aanvoertemperatuur met de ingestelde waarde voor de
minimumtemperatuur en regelt bij een verschil bij tot een
grotere waarde.
7.7.13 Maximale aanvoertemperatuur voor CV-
circuit instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Max. temperatuur
–
Met deze functie kunt u een maximumwaarde voor de
aanvoertemperatuur in de verwarmingsmodus voor elk
CV-circuit aangeven, die bij de regeling niet overschre-
den mag worden. De thermostaat vergelijkt de berekende
aanvoertemperatuur met de ingestelde waarde voor de
maximumtemperatuur en regelt bij een verschil bij tot een
kleinere waarde.
7.7.14 Regelingsgedrag buiten tijdvensters
opgeven
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Systeem auto off
–
Met de functie kunt u het gedrag van de thermostaat in
de autostand buiten een actief tijdvenster voor elk CV-
circuit afzonderlijk opgeven. Fabrieksinstelling: Eco
U hebt de keuze uit twee regelingsmodi die u door het ge-
bruik van de kamerthermostaat nog verder kunt aanpassen:.
Als u bij de functie Binnencompensatie de waarde Ther-
most. ingesteld hebt, dan is de functie Systeem auto off
zonder werking. De thermostaat regelt altijd op de gewenste
kamertemperatuur 5 °C.
–
Eco: de modus Systeem auto off, Auto (buiten de tijd-
vensters) en uit is uitgeschakeld. Bij een aangesloten
mengklepcircuit is de CV-pomp uitgeschakeld en de CV-
circuitmenger is gesloten. De buitentemperatuur wordt
bewaakt. Daalt de buitentemperatuur onder 4 °C, dan
schakelt de thermostaat na het verstrijken van de vorst-
beschermingsfunctie de verwarmingsfunctie in. De CV-
pomp is vrijgegeven. Is een mengklepcircuit aangeslo-
ten, dan zijn de CV-pomp en de CV-circuitmenger vrij-
gegeven. De thermostaat regelt de gewenste kamertem-
peratuur op de ingestelde temperatuur Nacht. Ondanks
ingeschakelde verwarmingsfunctie is de warmteopwek-
ker alleen indien nodig actief. De verwarmingsfunctie blijft
ingeschakeld tot de buitentemperatuur boven 4 °C stijgt,
daarna schakelt de thermostaat de verwarmingsfunctie
opnieuw uit, maar de bewaking van de buitentemperatuur
blijft actief.
–
Nacht: de verwarmingsfunctie is ingeschakeld en de ge-
wenste kamertemperatuur wordt op de ingestelde tempe-
ratuur Nacht gezet en geregeld.
7.7.15 Stooklijn instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie → [CV-
CIRC1 ----] → Stooklijn
–
Als de instelling van de stooklijn niet voldoende is om
het woonklimaat volgens de wensen van de gebruiker te
regelen, kunt u de bij de installatie uitgevoerde instelling
van de stooklijn aanpassen.
Als u de functie Adaptieve stooklijn activeert, moet u de
waarde van de stooklijn altijd aan de configuratie van het
verwarmingsoppervlak aanpassen.
15