9
Stroomschakelaar
10
Knop B
11
Knop A
12
Papiermeter
Achteraanzicht
Nr.
Naam
13
Aansluiting voor
parallelle interface
14
Aansluiting voor USB-
interface
15
Aansluiting voor
Ethernet-interface
16
Netsnoeraansluiting
17
Uitlaatrooster
18
Tonercartridges
19
Bovenklep
(face-down lade)
20
Sleuf voor
netwerkkaart
21
Sleuf voor toebehoren
(voor de los
verkrijgbare harde
schijf)
22
Inlaatrooster
De stroomschakelaar van de printer. Druk op [I] om de printer aan te
zetten, en op [O] om hem uit te zetten.
Druk op knop B om het bovenste gedeelte van de voorklep te openen.
Druk op knop A om de hele voorklep te openen.
Gebruik deze meter om te bepalen wanneer er papier moet worden
bijgevuld.
19
18
17
16
15
14
13
Als de printer lokaal wordt gebruikt, moet de parallelle kabel hier worden
aangesloten.
Als de printer lokaal wordt gebruikt, moet de USB-kabel hier worden
aangesloten.
Als de printer over een netwerk wordt gebruikt, moet de Ethernet-kabel
hier worden aangesloten.
Hier wordt het netsnoer aangesloten.
Via dit rooster wordt hitte uit het inwendige van de printer afgevoerd. Zorg
dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
Hier plaatst u de zwarte, gele, magenta en cyaan tonercartridges.
Dit is de bovenklep van de printer. Verwijder deze klep als u de
tonercartridges wilt installeren. Deze klep fungeert als de bovenklep en
tevens als de face-down lade van de printer. Hier worden afgedrukte
documenten met de bedrukte zijde naar beneden uitgeworpen. Gebruik
de printer nooit zonder bovenklep.
Hier wordt de netwerkkaart geïnstalleerd.
Hier wordt de los verkrijgbare harde schijf geïnstalleerd.
Om oververhitting te voorkomen, wordt via dit rooster lucht de printer
ingevoerd. Zorg dat dit rooster nooit wordt afgedekt.
Omschrijving
3-2
20
21
22