3.
Maak in de diverse tabbladen de benodigde instellingen.
Zie ook
Raadpleeg Help voor informatie over de diverse tabbladen. Raadpleeg 3.4 "Help
gebruiken" voor nadere informatie over het gebruik van Help.
4.
Als u klaar bent, klikt u in het dialoogvenster Eigenschappen op OK.
De standaard afdrukfuncties in de printer driver zijn nu gewijzigd.
3-8